Koororgel Grote- of St. Barbarakerk Culemborg gerestaureerd

Text Example

advertentie



Op vrijdag 16 november wordt het gerestaureerde koororgel van de Grote- of St. Barbarakerk te Culemborg feestelijk in gebruik genomen. Medewerkenden zijn orgelmaker Hans van Rossum, orgeladviseur Peter van Dijk en de cantor-organist van de Grote- of St. Barbarakerk, Marijn Slappendel. De ingebruikname begint om 20.15 uur.

In 1968 werd het interieur van de Grote- of St. Barbarakerk verrijkt met een kostelijk historisch koororgel. Dit instrument is thans gerestaureerd door de orgelmaker J.C. van Rossum (Wijk en Aalburg) en zijn team (Gerrit de Jong, Teun Steffani en Erik Stolk). Ondanks intensief onderzoek in de periode vanaf 1965 tot heden is een groot deel van de bewogen geschiedenis van dit orgel nog altijd in nevelen gehuld. Zo zijn slechts drie van de minstens vijf locaties bekend waarop het orgel in de loop der eeuwen heeft gestaan.

Duidelijk is dat de kern van het instrument teruggaat tot de laatste decennia van de zeventiende eeuw. De orgelmaker Apollonius Bosch (als zodanig actief tussen 1645 en 1696; gevestigd onder meer te Rotterdam en Schiedam) moet, vermoedelijk vóór 1680, een eenklaviers orgel (een positief) zonder een pijpenfront hebben vervaardigd. De oorspronkelijke locatie is niet bekend. De dispositie was mogelijk: Holpijp 8′, Octaaf 4′, Quint 3′, Octaaf 2′, Quint 1 ½’, Octaaf 1′, Sexquialter II discant. De klavieromvang was C,D,E,F,G,A-c3. Er was naar alle waarschijnlijkheid geen pedaalklavier.

Rond 1740 werd het pijpwerk van dit Bosch-positief opgenomen in een nieuw eenklaviers kerkorgel. Daarvan getuigt onder meer nog het bewaard gebleven front. Het monogram IHS in de soffiet wijst op een bestemming in een katholieke (schuil)kerk. In welke kerk is niet bekend. Een vooralsnog onbekende orgelmaker – in ieder geval te localiseren in of rond Amsterdam – bouwde het instrument (met een pijpenfront) als een balustrade-orgel met de klaviatuur aan de achterzijde en een zogenoemde stekermechaniek. Het Bosch-pijpwerk werd, voorzover valt na te gaan, integraal hergebruikt en aangevuld met een viertal nieuwe registers. De dispositie was:

Manuaal: Holpijp 8′ (Bosch), Prestant 8′ discant (nieuw; c1 en cis1 in het front), Prestant 4′ (nieuw; C-cis1 in het front), Octaaf 4′ bas/discant (Bosch), Fluit 4′ (nieuw), Quint 3′ (Bosch), Octaaf 2′ (Bosch), Cymbel 2 sterk (Bosch; een combine van de Quint 1 ½’ en de Octaaf 1′), Mixtuur II bas/discant (nieuw), Sexquialter 2 sterk discant (Bosch).

De klavieromvang werd C-c3 (de Bosch-registers werden, voorzover van toepassing, aangevuld met pijpen voor Cis, Dis, Fis en Gis). Er was waarschijnlijk geen pedaalklavier. De stemtoonhoogte van Bosch werd gehandhaafd.

In de negentiende eeuw werd het orgel minstens eenmaal, wellicht zelfs tweemaal, gewijzigd; in ieder geval bij de plaatsing in de Gereformeerde Kerk te Naarden (vóór 1889), maar mogelijk ook reeds eerder. De klaviatuur werd verplaatst naar de linkerzijkant, de windvoorziening en de mechanieken werden vernieuwd, de windlade, de dispositie en de stemtoonhoogte werden gewijzigd. Door de verplaatsing van de klaviatuur en de daaruit voortvloeiende vernieuwing van de mechanieken kwam er op de achterzijde van de windlade een plaats voor een extra register vrij.

In 1932 werd het orgel verkocht aan de Hervormde Gemeente te Baarn en in het Gebouw voor Christelijke Belangen aldaar geplaatst door de Utrechtse orgelmaker N.A. van Dam. Vanwege een op de orgelgalerij aanwezige muur (met nis), werd het front als het ware los voor het – in een nieuwe kast geplaatste – orgel gezet. De dispositie werd daarbij naar alle waarschijnlijkheid niet gewijzigd. Deze luidde in 1965:

Manuaal: Prestant 8′ (bas negentiende-eeuws, discant ca. 1740), Holpijp 8′ (Bosch), Fluit travers 8′ discant (19e eeuws), Viola di Gamba 8′ discant (negentiende-eeuws), Prestant 4′ (ca. 1740), Octaaf 4′ bas/discant (Bosch), Fluit 4′ (ca. 1740), Quint 3′ (Bosch), Octaaf 2′ (Bosch), Sexquialter II discant (pijpwerk in de 19e eeuw vernieuwd). Pedaal (C-d1): aangehangen.

In 1968 werd het orgel, na restauratie door de firma J. de Koff & Zn (Utrecht) onder advies van Dr. M.A. Vente, geplaatst al koororgel in de Grote- of St. Barbarakerk te Culemborg. De dispositie werd, op basis van hetgeen toen bekend was, gereconstrueerd naar de achttiende-eeuwse situatie. Daarbij werd ten onrechte aangenomen dat de achterste plaats op de nog deels achttiende-eeuwse windlade oorspronkelijk was bezet met een achtvoets tongwerk (Dulciaan). Bij de nu voltooide restauratie is gebleken dat op deze plaats de toetsmechaniek in de windlade werd geleid en dat daar derhalve in het concept-ca. 1740 geen register kan hebben gestaan. Voor het overige is in 1968 de dispositiereconstructie piëteitvol naar de achttiende-eeuwse situatie gerealiseerd, zij het dat de metaalsamenstelling en de maatvoeringen (mensuren) – en daarmee ook de klank – van het gereconstrueerde pijpwerk, niet conform die van het historische pijpwerk waren. De orgelkast werd achter het front grotendeels vernieuwd, de mechanieken en de klaviatuur werden deels nieuw gemaakt en er werd een nieuwe spaanbalg onderin de orgelkast aangebracht. De zeventiende- en achttiende-eeuwse delen werden zorgvuldig geïnventariseerd, waarbij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een belangrijke rol speelde, en conserverend hersteld.

De in 1968 gerealiseerde dispositie luidde:

Manuaal (C-c3): Holpijp 8′ (oud), Prestant 8′ discant (oud), Prestant 4′ (oud), Octaaf 4′ bas/discant (oud), Holfluyt 4′ (oud), Quint 3′ (oud), Octaaf 2′ (oud), Cymbel II (nieuw), Mixtuur II bas/discant (nieuw), Sexquialter 2 sterk discant (oud; 19e eeuws pijpwerk), Dulciaan 8′ (nieuw). Pedaal (C-f): aangehangen (nieuw pedaalklavier).

Veertig jaar nadien was groot onderhoud noodzakelijk. Bovendien werden inmiddels, door sedert 1968 sterk toegenomen kennis en inzicht, de registers uit 1968 niet meer als voldoende passend bij het oude pijpwerk beoordeeld. Mede doordat na demontage van het binnenwerk bleek dat de windvoorziening te klein bemeten was en de windlade algehele restauratie behoefde, groeide het groot onderhoud uit tot een vrijwel complete restauratie. Doordat de – naar historisch voorbeeld gemaakte – nieuwe windvoorziening in de ruimte achter het koororgel kon worden geplaatst, werd het mogelijk de in 1968 mede door plaatsruimtegebrek in de orgelkast bepaalde positionering van de windlade en de mechanieken te herzien, met behoud van zoveel mogelijk bestaand materiaal. Het zeventiende- en achttiende-eeuwse pijpwerk werd (inclusief de oorspronkelijke toonhoogte) integraal hersteld. Het uit 1968 daterende schilderwerk werd, waar nodig, hersteld door Schildersbedrijf de Jongh uit Waardenburg. De werkzaamheden stonden onder toezicht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, in de persoon van Wim Diepenhorst. [PETER VAN DIJK]

Enkele technische gegevens:

Orgelkast

Front ca. 1740, overige delen grotendeels 1968.

Klaviatuur

Manuaal en registerknoppen 1968, pedaalklavier 2012 (naar voorbeeld van het voormalige pedaalklavier in de Hervormde Kerk te Benschop; Pieter Wannewitz, 1828). Manuaalomvang C-c3, pedaalomvang C-c.

Windvoorziening

Twee spaanbalgen met voetbediening (naar voorbeeld van het balgtoestel in de Oud-Katholieke Kerk te Krommenie; Hendrick van Giessen, 1720) en windmotor 2012. Winddruk 58 mm. waterkolom.

Windlade

Deels ca. 1740 (onder meer de bovensponsels en verschillende pijproosters), deels negentiende-eeuws (onder meer diverse pijpstokken), deels 1968, deels 2012. Deling bas/discant bes/h.

Mechanieken

Deels negentiende-eeuws (onder meer het manuaalwellenbord), grotendeels 1968, deels 2012.

Pijpwerk

Holpijp 8 – C,D,E,F,G,A-c3 Bosch; Cis,Dis,Fis,Gis ca. 1740.

Prestant 8 D – af c1; c1 en cis1 in het front. Ca. 1740.

Prestant 4 – C-cis1 in het front. Ca. 1740.

Octaaf 4 B/D – C,D,E,F,G,A-c3 Bosch; Cis,Dis,Fis,Gis ca. 1740.

Holfluyt 4 – C-h1 gedekt, vervolg open cilindrisch. Ca. 1740.

Quint 3 – C,D,E,F,G,A-c3 Bosch; Cis,Dis,Fis,Gis ca. 1740.

Octaaf 2 – C,D,E,F,G,A-c3 Bosch; Cis,Dis,Fis,Gis ca. 1740.

Sesquialter II D – af c1. 2012, naar voorbeeld Bosch-pijpwerk.

Cymbel II – 1 1/3 – 1; 2012, naar voorbeeld Bosch-pijpwerk.

Mixtuur II – C 1 -2/3′; cis’ 2′-1 1/3′. 2012, naar voorbeeld pijpwerk uit ca. 1740.

Stemtoonhoogte a = 424 Hz.

Stemmingssysteem middentoons

© 2012 www.orgelnieuws.nl