Orgel Noordbroek na restauratie weer in gebruik

orgel noordbroek

Onlangs werd de restauratie van het orgel van Noordbroek afgerond door de firma Mense Ruiter. Zaterdag 9 mei wordt het orgel feestelijk in gebruik genomen. Adviseur Stef Tuinstra schrijft over deze tweede fase van de restauratie waarin de windladen onderhanden zijn genomen.

Text Example

advertentie



Spannende tijden rond het orgel dat zovele harten in orgelland heeft gestolen, het Schnitger/Hinsz/Freytag-orgel in Noordbroek. Hét orgel als symbool van de Schnitgerschool in Nederland. De drie beroemde generaties orgelmakers hebben alle drie een ongeveer gelijkwaardig aandeel in het instrument zoals het zich nu manifesteert (1696 – 1752/68 – 1809). Drie en een half registers in het Rugpositief van het 24 registers tellende orgel zijn in de negentiende en twintigste eeuw door nieuwe vervangen, al het overige materiaal is nog oorspronkelijk.

Naast grotere en kleinere reparatie- en restauratiewerkzaamheden, wijzigingen en bijbehorende klankretouches in 1855 (Van Oeckelen), 1875 (Holtman), 1894 (Kruse) en in 1923 en 1926 (Holtman & Leemhuis) is het orgel in 1958 (C. Edskes en Graafhuis) en rond 1980 (Graafhuis) eveneens bijgeïntoneerd op de steeds meer lekke windladen. Van 1983-1999 werd het onderhoud verricht door de orgelmakers Van der Putten & Veger. In 1983 kreeg het orgel een Werckmeister III-stemming en in 1994 werden de tongwerken hersteld.

Restauratie

Sinds 2000 heeft de firma Mense Ruiter te Zuidwolde het orgel in onderhoud en wordt het instrument in fasen door hen gerestaureerd. De eerste fase was in 2001 toen de complete windvoorziening werd gerestaureerd. In 2002 zijn de drie registers van het Rugpositief uit 1958 geherintoneerd.

Als tweede fase van het totale restauratieproces waren nu de windladen aan de beurt. In de vervolgfasen zullen de orgelkast, mechanieken, klavieren en het pijpwerk nog worden hersteld. Uitgangspunt bij deze fase was dat ondanks het technische herstelwerk de hoedanigheid en de beleving van het orgel zoveel mogelijk gelijk zouden blijven aan die van voor de demontage.

In de Hoofdwerkwindlade van Hinsz (1768) bleek dat hij in het cancelraam oude pijpstokken van windladen van Schnitger (1696) als aan elkaar gelijmde scheien heeft verwerkt. De mechanieken zijn voor zover mogelijk bijgeregeld.

Allernoodzakelijkste

Aan het pijpwerk is in technische zin alvast het allernoodzakelijkste hersteld ter voorkoming van verder verval: hier en daar te erg ingezakte voeten, losse kerns, afgebroken tongwerkbekers, geoxideerde kelen en tongen, al te gedeukte pijpen. De steminrichtingen zijn voor zover mogelijk uitgedeukt en provisorisch hersteld. Er was slechts voor een zeer beperkte klankretouche geld beschikbaar. De bestaande intonatie is dus niet noemenswaardig gewijzigd, maar waar dit het meest nodig was, is deze klanktechnisch iets verbeterd.

De stemming van het orgel was gaandeweg sinds 2003 door orgelmaker Jan Veldkamp van Mense Ruiter voorzichtig bijgestemd om verdere schade aan de pijpen te voorkomen. Daardoor is er in de loop van tien jaar op pragmatische wijze een iets andere stemming ontstaan die tot kort voor de demontage aanwezig was. Deze is dermate fraai dat ze nu eveneens behouden is, namelijk een variant van Veldkamp van de Kellnerstemming. Ook deze keuze paste in het gekozen algemene uitgangspunt.

Onderzoek

Het restauratiewerk bood de gelegenheid veel onderzoek aan het beroemde instrument te doen. Naast de genoemde pijpstokken van Schnitger konden ook de dateringsraadsels rond de fluitregisters 8 en 4 voet in het Rugpositief worden opgelost: De Fluit douce 8 voet is van Hinsz en de Fluit 4 voet is van Freytag. Dit register is echter deels samengesteld uit het destijds afkomende materiaal van de tinnen frontpijpen van Schnitger.

Ook is onderzoek gedaan naar het hoe en wat van wijzigingen aan de klank door de jaren heen en de al dan niet oorspronkelijke winddrukverhoudingen. In het kader hiervan zijn kort voor de demontage in 2013 door de adviseur professionele audio-opnamen van het instrument gemaakt, waarbij de klank en aanspraak van alle pijpen afzonderlijk is vastgelegd en dat op twee verschillende winddrukken: de tot aan de demontage aanwezige druk en een vermoedelijke druk waarop de meeste pijpen technisch en artistiek het best aanspreken.

Instabiliteit

Bij de Hoofdwerklade is een extreem kleine kanaalinlaatopening tevoorschijn gekomen in combinatie met een kort verbindingsstuk in het hoofdwerkkanaal van een vergelijkbare afmeting. En dat terwijl daarvan het bevestigingsspruitstuk aan de windlade weer veel wijder is dan het ladegat zelf. Of de reparaties door Holtman in 1923 of 1926 ook nog invloed hebben gehad op deze wat vreemde aanleg wordt nog nader onderzocht. Ook nu de windladen weer dicht zijn, is daardoor de winddruk van het orgel bij wisselend spel en registratie niet zo stabiel als we van alle andere orgels van Schnitger en zijn school kennen.

In het licht van dit fenomeen kan wellicht verklaard worden dat de ventielsleuven van deze Hoofdwerkwindlade in 1809 lijken te zijn verlengd en voorzien van grotere ventielen. Om de aangetroffen instabiliteit te ondervangen is provisorisch een tijdelijk extra windkanaal aangelegd vanuit het hoofdkanaal naar de hoofdwerkwindlade dat apart in- en uitschakelbaar is (een bypass). Daarmee kan een ieder die dat in de komende jaren wil het verschil in windeffect zelf uitproberen. Ook is de speelmechaniek iets verhangen binnen de variantmogelijkheden die de oorspronkelijke bouwers zelf al standaard hadden voorbereid ten behoeve van dit soort doeleinden.

Potloodinscripties

Veel archief is helaas verloren gegaan. Gelukkig geven diverse aangetroffen potloodinscripties in het kastwerk toch enigszins een beeld van degenen die in de negentiende en vroege twintigste eeuw aan het orgel hebben gewerkt. Zo is gebleken dat de twee zonen van H.H. Freytag, Herman Eberhard en Willem Frederik, het orgel tot aan 1855 in onderhoud hebben gehad en dat Jan Jans Holtman dat in 1875 had. Ook is er een mogelijke afbeelding van de jonge Herman Eberhard Freytag gevonden en ook de naam van een tot nu toe onbekende knecht van H.H. Freytag.

Ingebruikname

Al met al klinkt het orgel dus weer ongeveer zoals voor de laderestauratie en zal menigeen zich binnenkort weer kunnen verheugen op de klanken van dit weergaloze instrument in het al even fraaie kerkgebouw met dito akoestiek. Op zaterdagavond 9 mei om 20.00 uur wordt het orgel feestelijk in gebruik genomen met bespelingen door de vaste organisten van dit orgel Peter Westerbrink en Leonore Lub en is er een uitleg over deze deelrestauratie met een klankdemonstratie door de orgelrestaurateurs van Mense Ruiter en adviseur Stef Tuinstra.


Dispositie

Colofon
* = zeer waarschijnlijk Hendrick Huisz, 1658.
S = Arp Schnitger, 1696 – nieuw orgel met HW, RP en vrij pedaal achter het orgel, 20 registers.
H = Albertus Anthoni Hinsz, 1768 – restauratie, uitbreiding kastwerk, nieuwe manuaalwindladen en enkele nieuwe registers.
F = Heinrich Hermann Freytag, 1809 – restauratie en uitbreiding HW en P (front in de breedte), nieuwe windvoorziening, nieuwe pedaalwindladen en enkele dito registers.
E = Cor Edskes/Simon Graafhuis, 1958.

Hoofdwerk (I) – C-c3 windlade H
Quintadena 16 – H/E
Prestant 8 – F
Holpijp 8 – S
Octaaf 4 – S
Speelfluit 4 – S
Quint 3 – */S
Octaaf 2 – S
Mixtuur IV-V – S/H
Trompet 8 – S
Vox Humana 8 – H

Rugpostief (II) – C-c3 – windlade H
Fluit Douce 8 – H
Prestant 4 – F
Fluit 4 – F
Octaaf 2 – E
Sesquialtera II-III – E
Scherp III-IV – E
Dulciaan 8 – H/E

Pedaal C-d1 – windladen F
Bourdon 16 – S
Prestant 8 – F
Gedakt 8 – F
Octaaf 4 – S
Bazuin 16 – F
Trompet 8 – S
Cornet 4 – S

Werktuiglijke registers
Koppeling Hoofdwerk – Rugpositief – schuifkoppel, 1768
Koppeling Pedaal – Hoofdwerk – Van Oeckelen 1855
Afsluiter Hoofdwerk – F
Afsluiter Rugpositief – F
Afsluiter Pedaal – F
Tremulant hele werk, pneumatisch

Windvoorziening:  4 spaanbalgen – F
Toonhoogte: a1 = 465 Hz
Winddruk: 79 mm
Stemming: Kellner/Veldkamp

© 2015 fotografie Gérard van Betlehem