RECENSIE Krzysztof Urbaniak bespeelt het Johann Ernst Hähnel-orgel in Krippehna

Wij hebben Groningen, zij hebben Saksen! Ondanks de bijzondere orgelschatten die in Noord-Duitsland zijn te vinden is de echte orgeltuin toch meer oostelijk gelegen. Wie de moeite neemt om in Saksen van de gebaande wegen af te wijken komt op het platteland een rijke schat aan dorpskerken en orgels tegen.

Text Example

advertentie



Ulrich Dähnert bracht het orgellandschap voor de Wende al eens in beeld en moest toen vooral melding maken van een grotendeels desolate toestand. Een deel van de orgels was zelfs onherstelbaar beschadigd. Ruim dertig jaar verder is gelukkig een groot deel alsnog gerestaureerd of gereconstrueerd. Een mooi voorbeeld daarvan is het orgel in Krippehna, een klein dorpje boven Leipzig.

In 1771 bouwde de orgelbouwer Johann Ernst Hähnel daar een van zijn laatste instrumenten. In de veertig jaar daarvoor bouwde hij eveneens een kleine veertig instrumenten. Uiteindelijk is zijn roem in de loop der eeuwen bergafwaarts gegaan. Een groot deel van deze orgels is inmiddels verdwenen. Ook tijdens zijn leven was hij maar beperkt succesvol. Om voet aan de grond te krijgen offreerde hij scherp en dat kwam hem regelmatig duur te staan.  

Naast het heugelijke feit dat het hier opgenomen orgel van hem van de ondergang gered is, is het ook om meerdere reden een interessante cd. In de eerste plaats omdat het toont hoe de generatie na Silbermann nog stevig in diens voetsporen trad, maar dat tegelijkertijd ook de eerste verkenningen werden gedaan richting de rococo. De tweede is uiteraard om kennis te maken met Hähnel, die het nog weleens met Silbermann aan de stok had omdat de laatste Hähnel betichtte van kopieergedrag.

Het is vooral een interessante cd omdat het ook een demonstratie is van een orgeltype dat in Sachsen in de 18e eeuw in dorpskerken veelvuldig werd toegepast. Vaak zijn het slechts viervoetsorgels, maar wel met een dispositie waarin naast prestanten en een volledig fluitenensemble aangevuld wotdt met een quintadeen en een strijker. In een aantal gevallen is zelfs een zwevende Unda Maris toegevoegd.

Meest opvallend is dat er bijna standaard een Posaune op het pedaal gedisponeerd. Op die manier ontstaat er een instrument met een volwaardig plenum én veel andere registratiemogelijkheden. Vooral die Posaune is een bijzonderheid voor dergelijke kleine instrumenten. Het functioneert geweldig. Ik weet nog dat ik ooit in Störmthal (aan de andere kant van Leipzig) een orgel van vergelijkbare omvang aantrof met als pedaalregister een Lieblich Posaune en ook als zodanig klonk. Dat klankbeeld heeft het ook hier, zelfs in kleinere registraties mengt hij fantastisch. 

Kristian Wegscheider, die in het noordoosten al menig restauratie en reconstructie op zijn naam heeft staan, heeft het instrument weer in volle glorie hersteld. De Poolse organist Krzysztof Urbaniak verzorgde een programma van Bach tot Markull en sluit af met een orgeldemonstratie aan de hand van het koraal ‘Allein Gott in der Höh zei Ehr’. Persoonlijk ben ik niet zo van mondelinge toelichtingen op een cd, maar het is wel bijzonder informatief. Bach klinkt in een paar kleinere klavierwerken, maar ook in de grote Passacaglia en Fuga. De passacaglia zelf is bescheiden geregistreerd, bij de fuga wordt het volledige plenum benut.

Ondanks bescheiden omvang van het instrument en de beperkte akoestiek blijft het orgel toch boeien. Voor echt ‘grootgrepige’ werken is het instrument iets minder op haar taak berekend. Bij Mendelssohn’s Allegro heeft de windvoorziening het daardoor even lastig. Bijzonder aangenaam klinkt het door Bachzoon Carl Philipp Emanuel bewerkte ‘Ich ruf zu Dir, Herr Jesu Christ’ en de BACH-fuga van de voor mij onbekende Traugott Immanuel Pachaly is een aangename verrassing.

Urbaniak heeft laatste jaren al meerdere opnamen verzorgd, iedere keer valt zijn muzikale spel weer op. Ook dit is een aangename en leerzame cd die echt iets toevoegt. Querstand zorgde, naast een mooie opname, ook voor een fraai vormgegeven booklet.

Johann-Ernst-Hähnel-Orgel Krippehna 

Johann Sebastian Bach: Praeludium und Fuge C-dur BWV 870, Praeludium und Fuge c-Moll BWV 871, Praeludium und Fuge E-Dur BWV 878, Fantasia G-Dur BWV 571, Kleines harmonisches Labyrinth BWV 591; Passacaglia c-Moll BWV 582; Carl Philipp Emanuel Bach: Aus der Tiefe rufe ich, Ich ruf zu Dir, Herr Jesu Christ; Traugott Immanuel Pachaly: Fuge über B-A-C-H; Friedrich Wilhelm Markull; Christus, der ist mein Leben; Felix Mendelssohn-Bartholdy: Allegro d-Moll; Krzysztof Urbaniak: Registervorführung.

Krzysztof Urbaniak, Hähnel-orgel, St. Lukaskirche, Krippehna (D)

Querstand – VKJK 1911, TT 79’18, opname 07/2019; prijs € 18,00 | vkjk.de