RECENSIE 'Musica Cunera'

Text Example

advertentie



De laatste tijd ontstaat er gelukkig weer meer waardering voor het orgeltype dat onder de noemer ‘Neo-Barok’in de jaren ‘50-’70 van de vorige eeuw in Nederland tot ontwikkeling kwam. Het Van Vulpen-orgel in de Cunerakerk te Rhenen werd in 1957 (dus een jaar na het orgel van de Nicolaïkerk te Utrecht!) gebouwd door van Vulpen te Utrecht, onder advies van Lambert Erné. Het borstwerk was toen nog geheel gereserveerd. In 1980 werden dertien gereserveerde registers (waaronder het complete Borstwerk) geplaatst, maar deels niet volgens het bestek van 1957. Daardoor missen we nu op dat manuaal de Quintadeen 4′, Cimbel en Regaal 4′, registers die me in dit concept essentiëler lijken dan drie- en eenvoets fluiten.

Interessant is een citaat uit de notulen van 29 juni 1953:

’De Voorzitter acht risico aanwezig, wanneer bij het bouwen van een orgel plaats wordt gelaten voor later aan te brengen stemmen, omdat over vele jaren misschien niet meer beschikt kan worden over de betreffende orgelbouwer. De heer Erné acht dit niet van betekenis, aangezien de orgelbouwers zich nu en in de toekomst goed zullen kunnen aanpassen’. Een citaat om over na te denken!

In 2010 werd groot onderhoud uitgevoerd, waarbij (volgens het cd-booklet) onder andere de aanspraak werd verbeterd. De meeste aanspraak zit nu nog in het houten pijpwerk en de basis-prestanten. De hogere registers zijn deels keurig geëgaliseerd qua aanspraak, anderzijds is het nu zo dat je het een als meer spectaculair ervaart dan het andere. Daardoor is naar mijn gevoel de bruikbaarheid voor organisten die niet zoveel met dit type hebben misschien vergroot, maar is de zeggingskracht van het concept als muzikaal geheel beslist niet groter geworden…

De afronding van de renovatie vormde een goede aanleiding om een cd van het orgel te laten maken door de organist Arno van Wijk, die sinds zijn benoeming te Goes een monumentaal Marcussen-orgel tot zijn beschikking heeft.

Van Wijk gaat van start met Bach’s Praeludium und Fuge c-moll BWV 546. Opvallend is dat Bach in dit Praeludium al twee fuga’s verwerkt. De brede akkoorden die de fuga’s met elkaar verbinden en het begin en slot van het Praeludium worden fraai neergezet. In de fuga’s hanteert de organist een zeer los articulatiepatroon, een eenmaal gekozen articulatie wordt veelal niet consequent doorgezet, en dat terwijl het karakter van deze fuga’s heel eenduidig is. Daardoor wordt je als luisteraar niet meegenomen in het verhaal.

De fuga registreert de Van Wijk smaakvol met alleen acht-, vier- en tweevoetsregisters in de manualen. Het is natuurlijk een interessante vraag hoe je een Bach-fuga kan interpreteren op een orgel als hier te Rhenen. Mijns inziens hebben we tegenwoordig een zodanig andere opvatting over het spelen op een orgel met een dergelijk afgewogen en precies toucher, dat we ons misschien eens moeten gaan bezinnen over ‘de historische uitvoeringspraktijk op een neo-barok orgel’. Organisten als Walcha, Reda en ook Marie-Claire Alain gingen bij hun spel uit van een zeer precies contact met de toets, gecombineerd met veelal veel verschillende aanslagmanieren waardoor hun spel ondanks de vaak strakke tempi veel emotie kreeg. Op deze schijf is het bij Bach noch het een, noch het ander.

Natuurlijk is het ook zo (omdat we zoveel opnamen van de orgelwerken van Bach hebben), dat een nieuwe opname een zeer hoog niveau moet hebben om iets aan het bestaande toe te voegen. Maar dat mogen we als kritische luisteraars toch verwachten? Wat dat betreft zijn er helaas ook in de Schübler Choräle behoorlijk wat slordigheidjes te horen: veel trillers in Wachet auf (linkerhand) en ook in Kommst du nun, Jesu, vom Himmel herunter (pedaal) zijn onregelmatig, het tempo in Wo soll ich fliehen hin? is te hoog, waardoor er geen ruimte overblijft om zinnen mooi af te ronden en weer in te zetten. Nu begrijp ik dat ‘fliehen’ niet langzaam is, maar gespeeld door een paar blazers zou je toch ook de tijd moeten nemen om adem te halen…..

Wel mooi van sfeer is dan Wer nur den lieben Gott lässt walten. Met veel rust gespeeld, een mooie articulatie en een fraaie registratie is dit een juweeltje. En de spuck in de tweevoets fluit van het rugwerk in Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ is echt fraai.

Gelukkig heeft van Wijk veel plek ingeruimd voor muziek die echt voor dit type orgel is geschreven: Sonate II van Hindemith is een prachtig werk met de grote contrasten in het eerste deel (Lebhaft). Dit deel is grotendeels een dialoog tussen Hoofdwerk en Rugwerk, en je kunt horen dat de opname een mooie balans tussen de werken van het orgel en de ruimte heeft.

In het tweede deel (Ruhig bewegt) is poëzie te horen met onder andere de Quintadeen 8’.

De Fuge is een mooie mix van de karakters uit de voorgaande delen. Het is de kunst om de spanning en rust die qua karakter om de voorrang strijden, te versmelten. En daar slaagt van Wijk goed in.

De zeven koraalvoorspelen van Helmut Walcha die de organist heeft uitgekozen zijn een staalkaart van barokke vormen in een moderner jasje. Naar mijn idee raakt de organist hier goed op dreef, met een mooi toucher, dito registraties (bijvoorbeeld de Kromhoorn in Mit ernst, o Menschenkinder) en mooi gekozen tempi…

Je hoort deze werkjes jammer genoeg zelden, maar dit is muziek die ook een doorgewinterde barokliefhebber kan bekoren…

De Toccata, trio en fuga over Psalm 150 van Adriaan C. Schuurman is de laatste tijd regelmatig opgenomen, en het blijft een werk wat het geweldig doet op dit type orgel.

De Toccata heeft vuur, met een mooie dialoog tussen de plena.

Het trio (met een prachtig klokkende Quint 1 1/3’ in het sopraangebied), is een staalkaart van contrapunt. De fuga (met helaas een paar schoonheidsfoutjes) heeft bravour, en wat blijft een tongwerkensemble van 16’ tot en met 2’op het pedaal een prachtig bezit!

Het booklet is zeer verzorgd met mooi fotowerk en goed geschreven toelichtingen, met name met gegevens over de componisten. Wel mis ik in de tekst over het orgel een verwijzing naar het uitgebreide boekje van Dirk Tijssen dat verscheen ter gelegenheid van 50 Jaar van Vulpen-orgel Cunerakerk Rhenen 1957-2007. Je mag toch verwachten dat men in de Stichting Musica Cunera (initiatiefnemer van deze cd) de historie van het instrument waardevol vindt om door te geven? [GERBEN MOURIK]

Uitvoering * * *

Opname * * * * *

Arno van Wijk – Musica Cunera. Van Vulpen-orgel Cunerakerk Rhenen.

Programma

Praeludium und Fuge c-moll, BWV 546; Schübler Choräle, BWV 645-650 (Bach); Sonate II (Hindemith); Sieben Choralvorspiele (Walcha); Toccata, trio en fuga over Psalm 150 (Schuurman).

Label: Tuliprecords.nl

Nummer: TURE201004

Speelduur: 72’13”

Booklet: 12 pagina’s (NL)

Prijs: € 18,50

[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]

© 2011 www.orgelnieuws.nl