‘Dat waren nog eens tijden’ [ 25 ] – Psalmenbriefje

In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze aflevering van de column: ‘Psalmenbriefje’.

Text Example

advertentie



Toen schrijver dezes in 1988 kerkorganist werd, leverden de te begeleiden liederen weinig verrassingen op. Er werden uitsluitend psalmen gezongen uit de berijming van 1773. Je kreeg het alleen wat benauwder als psalmen werden opgegeven als 41, een heel vers van 48, psalm 59 of 148. Ondanks een duidelijke begeleiding hoorde je dan achter je enkel wat gemompel. We kenden toen een predikant die zonder schroom uit de ‘Eenige Gezangen’ de zogenaamde ‘Twaalf artikelen’ liet zingen. Goed, niet zo lang als het Latijnse ‘Credo in unum Deum’, maar je was toch blij als je zonder al te veel kleerscheuren de finish had bereikt.

Helemaal in het begin belde je dan de dienstdoende predikant op die soms op zaterdagavond nog niet wist wat er gezongen moest worden. ‘Bel morgen maar om zeven uur!’, kreeg ik zelfs te horen, terwijl een uurtje extra nachtrust in het weekend zo welkom was.

Dankzij de toenemende routine was dit bellen van dominees op een gegeven moment verleden tijd. Vlak voor de dienst werd je door de koster het beroemde briefje in de handen gestopt. De ene voorganger had daar vlug wat cijfers op geklodderd, de ander had er werk van gemaakt en noemde tevens de Schriftlezing en wenste je onderaan een gezegende dienst toe.

In het beroerdste geval waren de cijfers slecht te lezen en moest je alsnog naar de consistorie om te vragen of het nu een 3 of een 5 was. Regelmatig werd een vers opgegeven dat niet bestond. Mijn opmerking ‘Gaat u deze zelf nog schrijven?’ werd niet altijd gewaardeerd …

Snel krabbelde ik er soms p / mf / f / ff  bij, want het ene lied vroeg om meer registers dan het andere. Wellicht zijn er thans organisten die nog steeds met dit systeem te maken hebben. Je mist die folklore soms.

Snel krabbelde ik er soms p/mf/f/ff bij, want het ene lied vroeg om meer registers dan het andere.

In mijn woonplaats hadden we een predikant die boven alle enen een stipje plaatste. Je kreeg dan briefjes die er zo uit zagen: ii6 : i en 2.  Toen ik hem vroeg waarom hij dit deed, was zijn antwoord eenvoudig en helder: ‘Bert, we moeten altijd de puntjes op de i zetten!’ Kom er maar op!

De zojuist genoemd ‘Eenige gezangen’ leverden ook onduidelijkheid op, want in het ene psalmboek was de Avondzang ‘Gezang 9’, terwijl er ook versies waren waarin dit lied was gezakt naar de twaalfde plaats.

Ondanks de ruime keuze aan te zingen coupletten van de 150 psalmen meenden sommige predikanten dat enige variatie wenselijk was. Van hen kreeg je briefjes met: ‘vers 5a en 6b’. Een ander predikant was verzot op een bepaald voorspel bij psalm 68 en zodra hij wist dat ik speelde stond die psalm altijd op het briefje, soms met uitroepteken erachter, hetgeen betekende: ‘Je weet wel, Bert …!’ Ter bevestiging kwam hij niet zelden vooraf naar me toe en zei: ‘Ja, Bert. Achtenzestig, hè! Je weet wel, hè! En ook een beetje Piet van Egmond is mooi, hè!’

Van Willem Hendrik Zwart is bekend dat predikanten vaak Psalm 25 voor de collecte lieten zingen, want dan hoopte men op Zwarts beroemde koraalfantasie. Zwart zei dan vooraf tegen de voorganger: ‘Ik wil ’m best spelen, dominee, maar dan moet u erbij zeggen dat het uw verzoek is! Ze willen hier in Kampen niet steeds hetzelfde horen.’

Het was iedere zondag weer spannend wat er op het menulijstje stond. Heimelijk hoopte je toch op een flinke lofzang aan het begin en/of het einde, maar helaas viel dit dikwijls tegen. Dominees van degelijker huize strooiden niet bepaald met opgewekte psalmen en we hadden een dominee die, verspreid over de gehele dienst, uit één psalm alle verzen liet zingen. Een collega van me ergerde zich hier dermate aan dat hij voor en na de dienst én tijdens  de collecte diezelfde psalm ging spelen

Vervelender werd het als de predikant op de kansel iets anders riep dan op het briefje was vermeld. Een collega had op zijn briefje 103 : 5 staan. De predikant kondigde voor de preek 105 : 3 aan en maakte daar na zijn preek nog snel: 103 : 1 van. Mijn collega ging op de orgelgalerij staan en stak de handen vragend omhoog. De dominee stond kalm op en zei: ‘Is er iets? Doet het orgel het niet?’

Zo was er een predikant die bij de marine werkzaam was geweest en daar nogal traumatische ervaringen aan had overgehouden. Zodra het op zondag stormachtig weer werd, besloot hij – het LvdK 1973 werd reeds gezongen – in de dienst spontaan ‘O eeuw’ge Vader, sterk in macht.’ te laten zingen voor ‘hen die zijn op zee’.

In die ene hete en droge zomer ging, vlak voordat ik in een andere gemeente mijn orgelspel voor de dienst wilde inzetten, de deur open en gaf de predikant me een briefje. Buiten suisde de regen op het dak van de kerk. Op het briefje stond: Ik verander de eerste psalm in 84 : 3. In dit vers vindt men deze passage:

Steekt hen de hete middagzon
In ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron,
En stort op hen een milden regen,
Een regen, die hen overdekt,
Verkwikt, en hun tot zegen strekt.

‘Gezegende dienst!’ stond nogmaals onderaan.
Wel jammer, want we zouden met het loflied 118 : 1 beginnen …
De enige psalm die ochtend waarbij ik eens flink kon uitpakken.

Vandaag – nu ruim op tijd! – ontving ik de liturgie voor komende zondag. Geen overbodige luxe, want men kan in het nieuwe liedboek uit 1016 liederen kiezen, waarbij ik alle a’s en b’s nog over het hoofd zie.
Er zitten er genoeg tussen die ik niet ken.
Goed voorbereiden dus.
Immers … we blijven de puntjes op de i zetten!

 


Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.