‘Dat waren nog eens tijden’ [ 29 ] – In de stemming geraken

In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze aflevering van de column: ‘In de stemming geraken’.

Text Example

advertentie



‘Maar natuurlijk! Graag!’

Zo zal ik gereageerd hebben toen een plaatselijke organist me vroeg om de orgelstemmer te willen assisteren bij zijn werk. Als joch van vijftien vond je dat maar wat interessant! De hele dag bij dat mooie orgel, iemand helpen die alles wist van het instrument.

Apetrots op de fiets naar de kerk. Broodtrommel hoefde niet mee, want meneer hield wel van de door het cafetaria om de hoek gefrituurde kroketten.

In de kerk zaten de organist en de stemmer al te praten. Heerlijk, al die sterke verhalen over (meestal merkwaardige) organisten uit vervlogen tijden.

De organist nam afscheid. Het werk moest beginnen. ‘Ik ga eerst temperatuur leggen.’

Wat een verrukkelijke vaktaal is dat toch, al verwachtte ik ‘m toen eerder in de medische wetenschap. Met enige fantasie zag ik de man met een thermometer de orgelkast uit komen, deze afkloppen op de arm, daarbij tevreden ‘440’ hummend.

In de loop der jaren leerde ik dat, als dit onderdeel lang duurde, je met een serieuze vakman te maken had. Deze man was echter zo klaar. Glimlachend stapte hij uit de orgelkast: ‘Heb je al gehoord wat ze in Amsterdam gaan doen?’ Dolblij was de man toen ik nee schudde. En zo volgden verhalen over Amsterdam, Den Haag en Haarlem en vertoonde het orgel al snel tekenen van onderkoeling. Het kon mij niet deren, want je smulde van die anekdotes.

Toen de organist aan het einde van de dag vroeg hoe ver we waren gekomen, zei hij teleurgesteld: ‘Oké, morgen maar verder dan.’ Bij de fiets sprak hij me nog even aan: ‘Niet teveel ouwehoeren met die man hoor, hij telt zijn uurtjes wel!’ Een advies dat ik de volgende dag van harte in de (orgel) wind sloeg.

Het enthousiasme voor het stemmen nam in de loop der jaren wel af. Die kwinten en kwarten bij het stemmen van de Mixtuur hoorde je een week later nog in je oren.

Om de tijd te doden nam ik op een gegeven moment een dik boek mee en hielden loodblokken de toets naar beneden.

Zo ook de laatste keer. Vrolijk legde ik het leesvoer naast me neer op de orgelbank, maar na het uiterst secuur leggen van de temperatuur, kwam de nauwkeurige stemmer, niet in de stemming voor welke sterke verhalen ook, met een flesje en een doekje naar me toe en zei: ‘Hier! Kun je mooi de toetsen en registerknoppen mee reinigen! Dat is hier hard nodig.’

De stembeurt was binnen een lange dag gereed, maar ik had amper een sappige anekdote gehoord, noch een bladzijde gelezen en moest het doen met mijn eigen saaie boterhammen met kaas.


Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.

2 Comments

  1. En gelukkig heeft onze orgelbouwer een ’toetsdrukautomaat’. Ik mag het mis hebben, maar volgens mij wordt er tegenwoordig meer de stemming ‘geëgaliseerd’. In eerste plaats is de stemming nauwelijks houdbaar door winddrukverschillen bij verschillende registraties. Ten tweede ben ik sterk van mening dat je een orgel zoveel mogelijk met rust moet laten:stemmen is beschadigen. Het hangt natuurlijk sterk van het karakter van een orgel af of lichte ontstemmingen te verdragen zijn. Tongwerken is een ander verhaal: ik hoor van collega’s die elke week door het orgel moeten, gelukkig hebben wij dat niet.

  2. Het komt allemaal bekend voor, de eerste keer dat je de toetsen mag indrukken vergeet je nooit, erg leuk verhaal van Bert.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.