
Het orgel van de Waalse Kerk in Amsterdam, daar ga je altijd even voor rechtop zitten. Er zijn die legendarische opnamen van Klaas Bolt en Gustav Leonhardt. Later volgde Jacques van Oortmerssen, die als titularis het orgel meerdere keren opnam. En nu is er eindelijk weer een frisse, nieuwe productie. Uiteraard met Bach – de rode draad die deze bescheiden Müller blijft achtervolgen.
Voor deze opname tekende de barokspecialist Pietro Paganini. Van Italiaanse komaf, gevormd onder anderen door Lorenzo Ghielmi en Ton Koopman, is hij sinds enkele jaren de vaste bespeler van het orgel van Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam. Deze productie markeert zijn cd-debuut.
Müller
Historische orgels zijn soms ware geschiedenisboeken. Zodra de orgelkast opengaat, is het eerste wat je onderzoekt of de bouwer nog ouder materiaal heeft hergebruikt, en vooral: hoe respectvol hij is omgegaan met het werk van zijn voorgangers.
In 1962 meldde het Algemeen Handelsblad dat Gustav Leonhardt juist andersom een opmerkelijke ontdekking had gedaan. Het instrument stamde niet uit 1680, zoals men toen nog aannam, maar bleek in 1734 door Christiaan Müller te zijn gebouwd – met slechts een klein beetje ouder materiaal. Tot dat moment werd het orgel toegeschreven aan Nicolaas Langlez.
Was dat een tegenvaller? De krant rept er niet over. De kerk en haar organist waren vooral verheugd over de toegekende subsidie om het werk grondig te restaureren.
Balans
Dat de restauratie door Ahrend is geslaagd, behoeft nauwelijks toelichting. De historische bronnen over het instrument zijn helaas beperkt. Graag zou je meer willen weten over Müllers visie, die onmiskenbaar moeite heeft gedaan om orgel en kerk in balans te brengen. Een klein, maar veelzeggend voorbeeld is de Fagot 16’ in het pedaal, die duidelijk meer functie heeft dan alleen maar het leveren van een stevig fundament.
Imitatio Bach
Paganini verrast ons met een keur aan ‘deest-koralen’, 1Deest (Latijn), letterlijk ‘ontbreekt’). Deest-koralen zijn koraalbewerkingen die in manuscripten aan Bach zijn toegeschreven, maar (nog) geen officieel BWV-nummer hebben of waarvan de authenticiteit twijfelachtig of onbekend is. een mooie geste niet steeds het platgetreden Bach-repertoire te herhalen.
Deze koralen – evenals de andere werken – worden toegelicht door het ‘Leipziger geweten’ Peter Wollny. Hij windt er geen doekjes om: we moeten ons geen illusies maken dat deze composities van Bachs hand zijn. Daarmee sluit hij aan bij Reinmar Emans, die veel onderzoek heeft gedaan naar de ‘onbekende Bach’.
Het leeuwendeel van de opname bestaat uit een reeks koraaltrio’s, waarvan het bestaan nog niet zo heel lang bekend is. Stilistisch sluiten ze aan bij Bachs late periode, met raakvlakken met leerlingen als Homilius en Krebs. Maar wanneer ze naast de contrapuntische hoogstandjes van de meester zelf legt, dan weet je: dit is niet van Bach. Gezien de onderlinge overeenkomsten van deze koralen lijkt het erop dat we hier met één, zeer geïnspireerde leerling te maken hebben.
Een juweeltje blijft Jesu meine Freude, het enige ‘echte’ Bachkoraal op deze schijf. Als BWV 713a is het wel weer een late variant op een ouder handschrift. Dit is wel het hoogtepunt van deze opname: zo verstild en intiem als Paganini en de Müller dit tot klinken brengen. Overigens had Bach ook een bijzondere voorliefde voor dit koraal. Misschien was dat wel de extra inspiratie om er zo’n doorleefde compositie van te maken?
Verfrissend
Pietro Paganini is in orgelland nog een relatief onbekende naam. Dat heeft vooral te maken met zijn veelzijdige carrière, waardoor het orgel niet altijd centraal stond. Als jong talent studeerde hij rond de eeuwwisseling al bij het echtpaar Koopman-Mathot. Ruim twintig jaar later is hun invloed nog duidelijk hoorbaar.
Zijn speelstijl is verfrissend te noemen: transparante, kleurrijke registraties zorgen ervoor dat elk detail hoorbaar blijft. Zijn toucher is uiterst zorgvuldig, en zijn versieringen – royaal toegepast – zijn doordacht en stijlgetrouw. Wel verlang je soms, met name bij de koralen, naar een meer vocale aanpak in articulatie en registratie.
Het spektakelstuk aan het eind, de Passacaglia, is het minst geslaagd. De gekozen plenumregistratie en de vrijwel staccato benadering maken het werk minder aangenaam om langdurig te beluisteren. Maar dat kan ook een kwestie van smaak zijn. In ieder geval mag Ton Koopman trots zijn op zijn leerling.
De opname zelf is formidabel. Het is een genot om deze kleine Müller in al zijn facetten te kunnen horen – geholpen door de fraaie, kamermuzikale akoestiek van de Waalse Kerk.
Ach, was ist doch unser Leben?
Johann Sebastian Bach – Organ Works – Pietro Paganini
Bach: Toccata, Adagio en Fuga in C, BWV 564; Triosonata in c, BWV 526; Passacaglia in c, BWV 582; 9 koraalbewerkingen; Raison: Christe, Trio en passacaille
Pietro Paganini, Müller-orgel (1734), Waalse Kerk Amsterdam
Challenge Classics – CC720013, TT 71’57, opname 09-2024, booklet 20 pp EN, prijs 19,95 | challengerecords.com