Hernieuwd Meere-orgel in Bethelkerk Urk

Op zaterdag 1 juni is het gerestaureerde Meere-orgel van de Gereformeerde Bethelkerk te Urk in gebruik genomen. Het orgel is deels gereconstrueerd en uitgebreid door Orgelmakerij Reil te Heerde.

Text Example

advertentie



Het orgel van de Bethelkerk is oorspronkelijk door Abraham Meere als eenklaviers instrument met dertien registers gebouwd voor de Rooms-katholieke schuilkerk te IJsselstein (Ut.). In 1887 plaatst Gabry & Zn. het orgel over naar de nieuwe neogotische St. Nicolaaskerk. In 1908 wordt het orgel vanwege de bouw van een nieuw orgel door Maarschalkerweerd verkocht aan Mart Vermeulen te Woerden. Hij plaatst het instrument in 1911 in de Gereformeerde Kerk op Urk.

Het orgel wordt door Vermeulen bij plaatsing op Urk uitgebreid met een Bovenwerk en Pedaal, waarvoor pijpwerk uit voorraad wordt gebruikt. De orgelkast wordt verdiept en voorzien van imitatie-eiken schilderwerk. Het frontpijpwerk wordt vernieuwd evenals een deel van het snijwerk. Vermeulen verplaatst de Gemshoorn 4’ en de Woudfluit naar het Bovenwerk en voorziet het Hoofdwerk van een Fluit Harmoniek 8’ en een Trompet 8’. De Mixtuur-samenstelling wordt gewijzigd, de Cornet IV wordt met een koor uitgebreid en de Bourdon 16’ discant wordt uitgebreid met 24 houten pijpen in de bas.

In 1950 wordt door de firma J.C. Sanders een restauratie uitgevoerd. Daarbij wordt een Aeoline 8’ op het Bovenwerk vervangen door een Nazard 3’. De Mixtuur wordt van III-IV tot IV-VI uitgebreid. De orgelkast wordt opnieuw geschilderd, nu in een okertint.

Twintig jaar later dient zich opnieuw een restauratie aan. De firma Pels & Van Leeuwen herstelt de windladen en het pijpwerk en maakt een nieuwe windvoorziening en mechaniek. De houten bekers van de Bazuin uit 1911 worden vervangen door koperen bekers. Ook de grootste bekers van de Trompet 8’ worden vervangen.

Jaren 80: uitbreiding en restauratie

Als het kerkgebouw in 1981 wordt gerestaureerd wordt het pijpwerk van het orgel elders in Urk opgeslagen. De orgelkast wordt opnieuw geschilderd in baskisch rood, afgezet met de tinten vermiljoen, groene aarde en bladgroen. Het snijwerk wordt verguld. De firma Pels & Van Leeuwen plaatst het orgel weer terug en breidt het orgel op kantslepen uit met een Fagot 16’ op het Hoofdwerk, een Sexquialter III op het Bovenwerk en een Roerquint 6’ op het Pedaal. In februari 1982 wordt het uitgebreide orgel weer in gebruik genomen.

Drie jaar daarna komt opnieuw een restauratie van het orgel in beeld. Als adviseur wordt Hans van der Harst aangetrokken. De werkzaamheden, die vooral waren gericht op pijpwerk en klankbeeld, worden uitgevoerd door Pels & Van Leeuwen. Van het Bovenwerk verhuizen de Viola 8’ en de Nazard 3’ naar het Hoofdwerk. Andersom vinden de Quintfluit 3’ en de Flageolet 1’ een plaats op het Bovenwerk. Op het Hoofdwerk verdwijnt de Fluit Harmoniek 8, wordt een Sexquialter II geplaatst en wordt de Cornet vernieuwd. De Bovenwerk-dispositie wordt grondig gewijzigd: de Gemshoorn 4’ wordt tot 8’ opgeschoven, de Prestant 8’ wordt een 4’. De Voix Céleste, Sexquialter en Vox Humana verdwijnen van het Bovenwerk waarvoor een nieuwe Octaaf 2’, Carillon III en Dulciaan 8’ worden gemaakt. Tenslotte wordt het orgel geherintoneerd. De ingebruikname vindt plaats op 24 oktober 1987.

Aanloop naar de restauratie

Enkele jaren na deze werkzaamheden worden problemen met de houdbaarheid van de stemming ervaren. Ook hebben de werkzaamheden aan het orgel in de jaren 70 en 80 niet geleid tot een bevredigend resultaat. Er worden problemen geconstateerd met betrekking tot klank, klankontwikkeling, mechaniek en windvoorziening, maar ook klimatologische omstandigheden in het kerkgebouw. In 2001 brengt Anco Ezinga namens de orgeladviescommissie van de GOV nog een rapport over het orgel uit waarbij optimalisering van de bestaande situatie wordt voorgesteld.

Nadat zowel kerk als orgel eind 2001 de momumentale status verwerven, wordt een restauratiecommissie in het leven geroepen die als opdracht krijgt een restauratieplan en toekomstvisie voor het orgel te ontwikkelen. In 2003 wordt Stef Tuinstra aangesteld tot orgeladviseur. Hij presenteert in 2004 een vijftal plannen, variërend van ingrijpende reconstructieve werkzaamheden tot optimalisering van de bestaande situatie. Een jaar later wordt uit de vijf plannen een keuze gemaakt, waarna de kerkenraad de intentie uitspreekt om binnen een termijn van tien jaar tot restauratie over te gaan.

In 2008 weet de restauratiecommissie echter beslag te leggen op Meere-pijpwerk dat Pels in 1939 gebruikte in het orgel in de rooms-katholieke Sint Jan Geboortekerk te Montfoort. Dit pijpwerk kwam vrij bij de demontage van het Pels-orgel ten faveure van een verwarmingsinstallatie op de koorzolder van de kerk. De verwerving van dit pijpwerk leidt wel tot aanpassing van de restauratieplannen, die nu nog meer in overeenstemming met het werk van Meere kunnen worden gebracht. Eind 2010 gaat de kerkenraad akkoord met het aangepaste restauratieplan. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door Orgelmakerij Reil, die het orgel sinds 2005 in onderhoud heeft.

Restauratie 2011-2013

In 2011 is de restauratie door Orgelmakerij Reil van start gegaan. Daarbij is het orgel geheel gedemonteerd en verplaatst naar de werkplaats in Heerde. Voor de restauratie is het werk van Meere zoveel als mogelijk als uitgangspunt genomen. Voor het Hoofdwerk is grotendeels het pijpwerk uit 1792 geplaatst, waar nodig is het pijpwerk in Meere-factuur vernieuwd of aangevuld. De Mixtuur is inclusief tertskoor gereconstrueer en geheel nieuw gemaakt. De Octaaf 2’ uit Montfoort is gebruikt in de verder nieuwe Sesquialtera. Verder zijn de Cornet en de beide tongwerken van het Hoofdwerk nieuw gemaakt. Ook is het dubbelkoor van de Prestant 8’ teruggebracht en is de verschuiving van het prestantpijpwerk uit 1911 ongedaan gemaakt.

Vanwege de uitspraak van het in 1911 verlaagde Hoofdwerk is nu het Bovenwerk als Onderpositief geplaatst. Hiervoor is in de door Vermeulen gemaakte onderbouw tussen de drie zuilen onder de torens twee velden sprekend pijpwerk van de Prestant 4’ aangebracht.

Op het Onderpositief hebben met name het Meere-pijpwerk uit Montfoort en de hogere registers uit 1792 een plaats gekregen. Een Viola di Gamba uit Montfoort, van de hand van H.D. Lindsen uit 1850, krijgt een plaats als Unda Maris 8’. De Carillon III en de twee tongwerken zijn nieuw gemaakt.

Het frontpijpwerk is geheel nieuw gemaakt. De tweedeling die Vermeulen in 1911 in de zijvelden aanbracht is naar Meere-voorbeeld opgeheven, de tussenvelden zijn weer sprekend gemaakt. Het snijwerk uit 1911 is geheel vernieuwd naar voorbeeld van het Meere-orgel in de Hervormde Kerk te Maarsssen. Schilder- en verguldwerk aan kast en snijwerk zijn uitgevoerd door plaatselijke vrijwilligers. De diepte van de orgelkast is teruggebracht door het pedaal in een afzonderlijke kast achter de hoofdkast de plaatsen.

Het Pedaal is aanzienlijk uitgebreid. Hiervoor is een nieuwe lade vervaardig. De houten Octaaf 8’ van Vermeulen werd met een groot octaaf uitgebreid tot Openbas 16’. Als Octaaf 8’ is het oude frontpijpwerk van Vermeulen ingezet. De drie pedaaltongwerken zijn geheel nieuw gemaakt.

Voor het vervaardigen van de tongwerken is zoveel mogelijk uitgegaan van voorbeelden van Abraham Meere. Omdat van Meere zelf slechts tongwerken in achtvoets ligging bekend zijn, hebben voor de overige tongwerken registers uit het König-orgel in Nijmegen als voorbeeld gediend. De achtvoets tongwerken vertoonden grote overeenkomst met het werk van König, bovendien was het ook niet ondenkbeeldig dat Meere kennis had genomen van het Nijmeegse orgel.

Mechaniek, klaviatuur, registratuur en windvoorziening zijn nieuw vervaardigd naar Meere-voorbeeld. In een nieuwe balgruimte zijn vier spaanbalgen geplaatst.

Ingebruikname en Open Dag

Het Meere-orgel is op zaterdag 1 juni opnieuw in gebruik genomen. Op zaterdag 8 juni is er van 10.00 uur tot 16.00 uur een open dag. Tijdens Open Monumentendag op zaterdag 14 september zullen kerk en orgel ook van 10.00 uur tot 16.00 uur te bezoeken zijn.

Dispositie

Hoofdwerk I – C-f3
Bourdon 16 – 1792/1911
Prestant 8 I-II – 1792/2013, discant dubbel
Holpijp 8 – 1792
Quintadena 8 – 1792
Octaaf 4 – 1792
Gemshoorn4 – 1792/2013
Fluijt 4 – 1792/1987
Quint 3 – 1911/1952
Octaaf 2 – 1792
Mixtuur III-VI – 2013
Sesquialtera II – 1805/2013
Cornet IV D – 2013
Fagot 16 –2013
Trompet 8 – 2013

Onderpositief II – C-f3
Prestant 8 – 1911/1987
Holpijp 8 B/D – 1805
Viola di Gamba 8 – 1911, C-H i.c.m. Holpijp
Fluijt travers 8 D – 1805
Unda Maris 8 – 1850/2013, af c0
Prestant 4 – 1850
Fluijt 4 – 1805
Quintfluijt 3 – 1792/1987
Waldfluijt 2 – 1792
Flageolet 1 – 1792
Carllion III – 2013, af a0
Dulciaan 8 – 2013
Voxhumana 8 – 2013

Pedaal C-d1
Openbas 16 – 1911/2013
Subbas 16 – 1911
Octaaf 8 – 1911, was frontpijpwerk Prestant 8’
Roerquint 6 – 1982
Octaaf 4 – 1911
Bazuijn 16 – 2013
Trompet 8 – 2013
Cornet 4 –2013

Werktuiglijke registers
Copling clavier – manuaalkoppel
Copling Ped. Bovenklavier
Copling Ped. Onderklavier
Tramblant Bovenklavier – tremulant Onderpositief, inliggend
Tramblant – gehele werk, opliggend

Toonhoogte: a1= 438-440 Hz bij 18 graden Celsius

Stemming: Neidhardt ‘für eine kleine Stadt’

Meer en uitgebreide informatie

meereorgel.nl

© 2013 fotografie www.gerardvanbetlehem.nl