Kwaliteit van Orgelopnamen II

In deze rubriek publiceerde Fokke Reiding een uitgebreid artikel over de kwaliteit van orgelopnamen. Recording engineer Peter Julius reageert en vult aan.

Text Example

advertentie



Op internet kwam ik Fokke Reiding’s publicatie tegen. Wanneer dit artikel is verschenen weet ik niet, maar zijn opmerkingen zijn nog zeker actueel. Inderdaad laat de kwaliteit van orgelopnamen vaak te wensen over. Dat is allereerst jammer voor de organist zelf die studerend en repeterend naar de opname heeft toegeleefd. Zonde-van-het-geld-CD’s zijn ook desastreus voor de toch al ingezakte CDmarkt. Wie koopt elke week twee CD’s tegen een stuksprijs van 20 euro – bijna honderd gulden?Wat heel gewoon moet zijn -een uitstekende orgelopname- is eerder uitzondering dan regel, helaas. De organist met een opname in de top tien is schaars. Jezelf goed kunnen beluisteren vanaf een schijfje – niet achter het klavier, tussen of onder orgelpijpen maar ‘in de kerk’ temidden van concertpubliek. Het lijkt weinig organisten gegund. Opnemen is inderdaad kunst. De Centrale Discotheek Rotterdam levert mij elke week 20 CD’s, waarvan hooguit 3 à 4 nog eens beluisterd worden. De rest valt af omdat de opnamekwaliteit ver beneden de ‘concertzaalkwaliteit’ ligt [Hoewel het een illusie is te denken dat de concertzaal of kerk naar de huiskamer kan worden gehaald]. Nu ben ik geen ‘doorsnee luisteraar’. Gewend professioneel te werken en achter recording monitors plaats te nemen gelden mijn ervaringen en criteria misschien niet voor anderen.

Fokke Reiding gaat in zijn artikel in op enkele aspecten die bij de opname een belangrijke rol spelen. Kort samengevat de akoestiek van de ruimte en de verschillen tussen direct en indirect geluid. Mensen horen anders dan microfoons. Heeft u wel eens een CDopname in een concertzaal meegemaakt en daar microfoons geteld? Vier, tien, twintig soms dertig of meer? De orkestdirigent staat op een ideale luisterplek, midden voor zijn orkest. Hij heeft een bijna absoluut gehoor. Waarom op diezelfde plaats niet twee microfoons, twee extra oren opstellen? Was het maar zo simpel. Nee, ik zal niet vermoeien met opnametechnieken, soorten en eigenschappen van microfoons. Dit is een wereld van techniek en opvattingen op zich.

Thuis hebben orgelliefhebbers vast een goede geluidsinstallatie. Ga daar op enige afstand vandaan zitten en beluister dan je beste CD. Zet daarna een koptelefoon op van minstens dezelfde kwaliteit als de luidsprekers en luister nu nog eens, zonder geluid uit de boxen. Een enorm verschil? Ik wil erom wedden. Waarom? Muziekgolven uit de stereo-installatie [stel geluid voor als watergolven] komen rechtstreeks de kamer in, kaatsen tegen muren, worden gebroken door meubilair en nemen snel af in intensiteit en frequentie. Wat het oor binnenkomt is een optelsom: De CD-opname via de luidsprekers, plus de gereflecteerde geluidsgolven van de kamerwanden. Die laatste geluidscomponent vervormt in de doorsnee huiskamer tot een nauwelijks meer op de CD-opname lijkende geluidsstroom. U zou schrikken als beide bronnen los van elkaar zouden kunnen worden gehoord. Ik overdrijf niet! De geluiden van de luidsprekers en de reflecties komen tegelijkertijd het oor binnen. Luisterend via de koptelefoons zal de CD-opname meer op de oorspronkelijke opname lijken dan luisterend naar de weergave van de luidsprekers. Via de koptelefoon treedt nu eenmaal geen ‘kamervervorming’ op [Kwaliteitsaspecten van luidsprekers en koptelefoons laat ik hierbij maar even buiten beschouwing].

Wat nu als je luisterend richting luidsprekers opschuift totdat je er vlak voor zit en de luidsprekers met hun as naar je zijn toegericht. Je vormt dan met de luidsprekers een gelijkzijdige driehoek. Het stereobeeld versterkt en de directe afstraling. De reflectie van de kamerwanden verdwijnt naar de achtergrond. Zo’n luisterpositie gaat heel erg lijken op die van koptelefoons. Professioneel wordt op deze manier in opnamestudio’s en op opnamelocaties gewerkt. Als u dit thuis uitgeprobeerd heeft wordt de opnameproblematiek in sterk akoestische kerkruimten duidelijker. Hoe vind je de juiste balans tussen direct geluid [de afstraling van de orgelpijpen] en indirect geluid [de reflectie van kerkwanden, nagalm, of hoe je dit maar wilt noemen].

Luisteren in een concertzaal met goede akoestiek kan op veel plaatsen zonder waarneembare verschillen in geluidskwaliteit. U bent bereid voor al die plaatsen dezelfde prijs te betalen. Opnamen maken op diezelfde plekken levert ineens hoorbaar grote verschillen op. Sommige plaatsen waar u meende perfect te kunnen luisteren blijken dan totaal ongeschikt. Hoe kan dat? Zonder u te willen meevoeren naar soorten microfoons en de eigenschappen, geeft dit voorbeeld duidelijk aan dat ons gehoor iets heel bijzonders biedt wat geen techniek nog heeft mogelijk gemaakt. Oren zijn de allerbeste microfoons. Als wij onze aandacht richten op een instrument, ensemble, orkest -voor ons zien en horen spelen- dan bereiken onze oren op precies dezelfde wijze als een microfoon directe en indirecte (gereflecteerde) klanken. Wat gebeurt er als wij achter in de zaal zitten? Onze hersenen zijn in staat ons in die situatie een betere plaats te bezorgen door ons naar voren te laten opschuiven om zo de muziek (of het gesproken woord) beter te kunnen verstaan. Sprookje? Nee werkelijkheid: Achter in de zaal/de kerk overheersende gereflecteerde geluidsgolven worden volautomatisch door ‘onze hoofdcomputer’ gedempt zodat het directe geluid niet het onderspit delft. Maak in een pratend gezelschap een stereo-opname. Dat later afluisteren lukt bijna niet doordat de door elkaar heen pratende mensen elkaar op de opname onverstaanbaar hebben gemaakt. Sta zelf middenin de groep praters en onze hersenen filteren uit wat wij niet willen horen. Zelf hebben we geen enkele moeite mensen in gezelschap/op recepties etc. te verstaan [tenzij wij een gehoorbeschadiging hebben]. De kakofonie van stemmen, geroezemoes, bereikt onze oren. Niet anders dan met microfoons, maar ons hoofd (niet onze oren) filtert uit wat wij willen horen, voor wie of wat wij aandacht hebben!

Ik beluister veel orgelconcerten en ben bereid daar kilometers voor te rijden, in binnen- en buitenland. Om echt te kunnen genieten en daar zoveel moeite voor te doen moet aan voorwaarden worden voldaan – uitstekende organist, magnifiek orgel, prachtige kerkakoestiek en uiteraard het repertoire. Die vier eisen worden lang niet altijd vervuld. Voor orgelopnamen en elke andere opname van klassieke (akoestische) muziek bestaat een gulden regel: De kwaliteit van de akoestiek (kerk of concertzaal) is in hoge mate bepalend voor de vraag of er überhaupt een topopname tot stand kan komen. Geen goede akoestiek dan ook geen goede opname, hoewel achteraf gemanipuleerd kan worden. Voor wereldconcertzalen met een perfecte akoestiek worden om die reden vermogens betaald om juist daar belangrijke orkestopnamen te kunnen maken. U zult mij om die reden nooit aantreffen in kerken met een slechte akoestiek, hoe goed de organist of het orgel ook zijn. De akoestiek vervult een hoofdfunctie.

Een orgelopname moet, daar ben ik het volstrekt mee eens, de ruimtelijke impressie geven die jezelf ervaart. Zonder die ruimte is een orgel geen kerkorgel. Fama & Raadgever bouwde ooit hun eerste huisorgel voor mij – eenklaviers met aangehangen pedaal, registers verdeeld in bas en discant. Een prachtig oefeninstrument [jn die periode was ik zelf amateur kerkorganist] dat nu elders als koororgel wordt gebruikt, maar zelf heb ik –in mijn woonkamer- altijd de kerkakoestiek gemist die de orgelbouwers er nu eenmaal niet bij konden leveren. Een kerkorgel is gebouwd en geïntoneerd voor de ruimte waarin het is geplaatst. Het instrument komt pas als een samensmeltend orkest tot klinken als je er met enige afstand naar kunt luisteren. Enkele jaren geleden gaf de eminente Olivier Latry in de Nôtre Dame – Parijs een Messian concert. De klanken golfden door de enorme kathedraal. Je hoorde ze van verre aankomen, voorbijtrekken en terugkomen. Ik was geïnvalideerd (whiplash) en kon nauwelijks op mijn benen staan. Liggend in een van de zijbeuken [om minder op te vallen] heb ik dit concert meegemaakt, totdat een suppoost zich zorgen begon te maken of deze clochard misschien iets teveel gedronken had en om versterking van een priester vroeg. In Frans/Nederlands heb ik dat gelukkig kunnen ontkennen terwijl de organist onverstoord doorspeelde. DGG na afloop reclame voor de nog op te nemen Messian CDbox van Latry. Wat een deceptie, die kathedraalklank op CD te horen, na zo’n onbeschrijflijk mooi life concert. Noot: Veel mensen zullen toch genieten van deze opname en er gelukkig mee zijn omdat ze het concert gemist hebben en geen besef hebben van de werkelijke Nôtre-Dame kathedraalklank. Daaruit blijkt ook hoe betrekkelijk het oordeel over een CD kan zijn. Gelukkig maar! Ik heb prachtige, trefzekere opnamen gehoord van Bert Matter op het schitterende Henrick Bader orgel in Zutphen (de kerk met de vrijwel ideale balans tussen fijntekenend orgel en ondersteunende akoestiek) en van andere toporganisten in binnen- en buitenland, gemaakt door niet-professionals. Wel door mensen die één ding gemeen hadden, een muzikaal gehoor en een hoge ambitie om het beste te leveren wat een organist verdient.

Orgelopnamen zijn, als andere opnamen, een kwestie van fundamentele basisstudie, praktijkervaring, experimenteren en voortdurend hoge eisen stellen aan jezelf en je equipment. Serieuze niet-professionals, mits voorzien van top-apparatuur, kunnen tot ongelooflijk hoge prestaties komen. Als recording engineer heb ik in het verleden veel opnamen gemaakt: orgels, koren, solisten, ensembles tot/met het Concertgebouw Kamerorkest. Het werk bracht mij in veel kerken en concertzalen. De praktijk was mijn grootste leermeester. Ik heb een orgelopnametechniek kunnen ontwikkelen waarin het orgel zelf en de ruimte in volle glorie tot hun recht komen. Die opnamen doen zelfs mensen die niet van orgel houden ‘stilstaan’ en de CD compleet afluisteren. Zoiets vind je niet in leerboeken. Grote opnamemeesters houden hun geheim. Ik heb meervoudige stereo sets ontwikkeld [opname combinaties van A-B techniek, Jecklin schijf en ORTF principe] die zowel de directe orgelklanken als de indirecte kerkakoestiek optimaal balanceren en ook het diepste laag vastleggen. De door Fokke Reiding beschreven grensvlakmicrofoons heb ik nooit gebruikt omdat de in het verleden beschikbare modellen ook nadelen hadden en mijn opnametechniek excellente resultaten gaf. Inmiddels zijn met behulp van nieuwe computermodellen aangepaste microfoontypen ontwikkeld (o.a. Neumann’s GFM132) die het verdienen te worden uitgeprobeerd. Deze op de grond liggende of aan een wand hangende grensvlakmicrofoons hebben een vrijwel identiek frequentieverloop van directe en indirecte geluidsgolven. De toonbalans of klankkleur is onafhankelijk van de afstand en richting ten opzichte van de geluidsbron. Microfoons met een ruimtelijke klankimpressie, toch voldoende presentie gevend en een uitstekende doortekening.

Kortom de opnametechnieken zijn er. Goede orgelopnamen moeten daarom zeker gemaakt kunnen worden. Instrument en bespelers verdienen het.

Peter Julius, Baarn

Recording engineer

Klik hier om een reactie in te sturen voor de rubriek SCHERP