John Eliot Gardiner – Bach: Muziek als een wenk van de hemel

Vorig jaar verscheen John Eliot Gardiners boek ‘Bach: Music in the Castle of Heaven’ over leven en werk van Johann Sebastian Bach. Gardiners levenslange Bachpelgrimstocht mondde uit in een monumentaal boek waarin Bachs scheppende natuur ‘eindelijk’ overtuigend in beeld wordt gebracht. Rob van der Hilst bespreekt het boek naar aanleiding van de dit jaar verschenen Nederlandse vertaling ‘Bach – Muziek als een wenk van de hemel’.

Text Example

advertentie



 

Johannes Brahms werd op enig moment gevraagd waarom hij tot dan toe geen symfonie had geschreven. Zijn reactie: wat wil je wanneer zo’n reus in mijn nek staat te blazen. Hij doelde daarmee op een groot componistenportret aan de muur van zijn werkkamer in Wenen waarop Ludwig van Beethoven streng kijkt – hém gestreng aankeek – tijdens het spelen op de vleugel en het componeren aan het bureau. Intimiderend? Vast wel.

 

Vroege tiener John Eliot Gardiner overkwam hetzelfde in het ouderlijke huis in Dorset, Engeland waar zich op de overloop van de oude woonmolen een portret van Johann Sebastian Bach bevond. Het iconische schilderij – een van de twee die in 1746 vervaardigd zijn door Elias Gottlob Haussmann – toont Bach met ambtspruik op en met een zelfgecomponeerde zesstemmige canon in zijn rechterhand. Dit portret zou later naar de Verenigde Staten van Amerika verhuizen, niet voorgoed want binnen afzienbare tijd keert het in Leipzig weer. Daar zullen dan beide Haussmann-schilderijen van J.S.Bach te bewonderen zijn.

 

Ging de jonge Gardiner destijds ‘gebukt’ onder de strenge blik van Bach? Dat moet wel gelet op ’s mans muzikale actieradius van zo’n zestig jaar. Daar waar de muziek van de organist (Arnstadt, Mühlhausen), daarna hofkamermusicus, -organist en later -concertmeester (Weimar), vervolgens hofkapelmeester (Köthen) en vooral de stadsmuziekdirecteur van Leipzig en cantor van het Thomasschoolinternaat aldaar zich als een dikke rode draad doorheen kronkelt. De weerslag hiervan ligt sinds kort in de boekhandel: ‘Bach – Muziek als wenk van de hemel’ (uitgever is De Bezige Bij).

 

In het Bachherdenkingsjaar 2000 – thans is het Carl Philipp Emanuel Bachjaar aan de orde, Bachs tweede zoon werd driehonderd jaar geleden in Weimar geboren – voerde Gardiner met zijn Monteverdi Choir en English Baroque Solists het gehele segment kerkcantates van Bachs overgeleverde oeuvre uit. Dit gebeurde op historische locaties in de Duitse ‘Bachdeelstaten’ Thüringen en Sachsen. Het project, Bach Cantata Pilgrimage getiteld, werd in 52 weken gerealiseerd wat Gardiner op indringende wijze, en sterker dan hij zelf verwacht had, pas echt ‘in’ Bach deed belanden.

 

De qua vorming academicus (in geschiedenis èn Arabisch) en latere beroepsmusicus Gardiner was reeds zeer intensief met Bachs in de kern functioneel-liturgische kerkmuziek voor ensemble opgetrokken, in de voorbereidende fase van het project. Maar door de zeer grote concentratie van uitvoeringen van Bachs cantates, namelijk in één jaar met aaneengesloten wekelijkse uitvoeringsmomenten, ontwikkelden zich bij Gardiner inzichten in zowel de muziek als in de maker ervan die met geen mogelijkheid te verkrijgen zouden zijn geweest vanachter louter de studeertafel of zo nu en dan door een cantate-uitvoering. Hoe sterk de analytische instelling van een intelligente geest als Gardiner ook is c.q. zou zijn. Uiteraard werd hij hierin geholpen door een uitgebreid internationaal netwerk van niet alleen louter adviserende muziekgeleerden van naam en faam.

 

Het Bachboek van de zeer gefortuneerde Engelsman (hij erfde tinmijnen in Angola), die zich graag wil doen kennen als boer in the English countryside, vertoont zeker de sporen van een vrij lange voorbereidingstijd. Naar eigen zeggen duurde dit wel zo’n tien jaar. In het boek wordt er nogal wat keren informatie herhaald, tegenstrijdigheden qua informatie treden zo hier en daar dan ook aan het licht. Of er een International Bach Society bestaat, zoals zowel in de Engelstalige als in de Nederlandstalige valt te lezen, is maar zeer de vraag. Ongetwijfeld wordt gedoeld op het Neue Bach Gesellschaft dat na de Tweede Wereldoorlog in Leipzig gevestigd bleef maar dat zich, om zich het totalitaire communistische DDR-regime van het lijf te houden, nadrukkelijk met ‘internationaal’ afficheerde. Vooral om ondanks het IJzeren Gordijn contacten met muziekonderzoekers en musici in het vrije westen te kunnen ontwikkelen en te blijven onderhouden. Deze truc werkte uitstekend trouwens.

 

Maar probeer maar eens de inhoudelijke regie te behouden bij het schrijven, in verschillende fasen, van een uiteindelijk 762 pagina’s tellend boek. Toch is dit slechts klein bier in het licht van het enorme belang van deze publicatie. Een die zonder overdrijven voor het allereerst in de geschiedenis Bach ècht, royaal als persoon in beeld brengt. Het briljante genie, de opperste architect in kunstvorm muziek, de ‘Vijfde Evangelist’ en ‘Dertiende Apostel’ en nog veel meer loftuitende kwalificaties op JSB: het is prachtig allemaal. Maar in een ander Bachherdenkingsjaar (1950) karakteriseerde componist Paul Hindemith Bach toch vooral als een figuur die biografisch gezien door oesterachtige geslotenheid is omgeven. Dit komt veel dichter bij de waarheid.

 

Dit is geen historisch ‘noodlot’ vanwege het teloorgaan in de loop der tijd van relevante biografische gegevens – wat inderdaad gebeurd is, zowel wat betreft tekstdocumenten als wat betreft (dit is maar een greep) het overgeleverde corps van cantates dat vermoedelijk slechts tweederde deel beslaat van wat Bach metterdaad heeft gecomponeerd en het over-overgrote deel van zijn hofmuziek (kamermuziek, orkestmuziek, serenades et cetera) – maar kan als gevolg van een weloverwogen strategie van Bach zelf èn van zijn nazaten worden aangemerkt. Namelijk om zichzelf respectievelijk hun vader ‘buiten beeld’ te houden.

 

De door Bachs kunst sterk geïntrigeerd geraakte musicus-publicist Johann Mattheson bijvoorbeeld kreeg ondanks lang aandringen van Bach geen snipper autobiografisch materiaal toegestuurd, zoals Bachs vriend, inspirator en peetvader van zijn tweede zoon Georg Philipp Telemann dit wel had gedaan. Gevolg? In Matthesons publicatie van componistenbiografieën Grundlage einer Ehrenpforte uit 1740 schittert Bach door afwezigheid.

 

Bachs reden voor zijn zelf in acht genomen autobiografische teruggetrokkenheid brengt Gardiner overtuigend in beeld: een vrij harde start in het leven. Bach kwam ter wereld en groeide op als jongste in een middengroepsgezin waar strijd-om-het-bestaan op de voorgrond stond. Hij moet vrijwel zeker zo snel als dat maar mogelijk was hebben meegewerkt in het ambachtsgezin van ‘Hausmann’ Bach-senior waar het bol stond van op een veelheid van werk voor en van openbare (dagelijkse optredens door stadsblazers waarvoor Ambrosius Bach de verantwoordelijkheid had, kerkmuziekuitvoeringen in onder andere de centrale St. Georgenkirche waaraan hij en de zijnen meewerkten) en besloten (medewerking aan de vrijwel dagelijkse hofmuziek voor de vorstelijke familie von Sachsen-Eisenach) werkzaamheden. Ruimte voor persoonlijke ontplooiing van het ‘wonderkind’ Sebastian – hierover bestaat inmiddels consensus onder Bachgeleerden – was er eigenlijk niet c.q. niet ècht.

 

Gardiner illustreert dit aan de hand de vele geregistreerde absenties en lage onderwijsresultaten van de jonge Sebastian en van duidelijke publicaties over wantoestanden in het onderwijs in geboorteplaats Eisenach. Hierbij komt ook nog eens dat hij zijn beide ouders reeds in zijn tiende levensjaar door de dood verloor, vervolgens als weeskind werd opgenomen in het jonge gezin van zijn oudste broer veertig kilometer verderop in het dorp Ohrdruf. Het staat allang vast dat deze Johann Christoph Bach zijn eerste echte leraar is geweest in zowel het orgel- en klavecimbelspel als in composities voor toetsinstrumenten. In deze context schoten Bachs schoolprestaties omhoog, wat tot de conclusie voert dat Bachs weesschap achteraf gezien als blessing-in-disguise moet worden aangemerkt.

 

Wat Bachs talent voor het orgelspel heeft gewekt vond al in Eisenach plaats: als lid van het kerkkoor werd het hoogbegaafde jongetje wekelijks geconfronteerd met het orgelspel van Johann Christoph Bach, oom van zijn vader Johann Ambrosius. Deze Bach is door zijn achterneef Sebastian en later door diens tweede zoon Carl Philipp Emanuel met het grootst mogelijk respect tegemoet getreden. Ensemblewerk van deze diepzinnige componist werd door beiden, in respectievelijk Leipzig en Hamburg, op het repertoire genomen wat gelet op de kerkmuziekmores van die tijd – oude muziek was ècht oud, niet-actueel dus weg ermee – vrij opmerkelijk was.

 

Een andere reden van Bachs autobiografische terughoudendheid stipt Gardiner merkwaardigerwijze slechts aan maar werkt hij dit niet uit. Namelijk dat Bach beroepsmuzikale functies bekleed heeft waarvoor hij de ‘juiste papieren’ niet had. Cantors van de Leipziger Sint-Thomasschool voor en na hem bijvoorbeeld waren alle afgestudeerde academici. Bach kon niet bogen op een academische graad: hij was als oud-gymnasiast (dat weer wel) later louter op basis van zijn weergaloze muzikale talenten tot deze functie toegelaten. En…omdat anderen, zoals Telemann, voor Leipzig bedankt hadden. Bach derde, wellicht zelfs vierde keus in 1723 in Leipzig? Jawohl…

 

Dit brengt overigens hèt dilemma van hele generaties Bachbiografen in beeld, namelijk dat Bachs muziek weliswaar spectaculair is qua compositorische kwaliteit en (enorme) zeggingskracht, maar dat zijn levensloop dat alles behalve is. Althans wanneer wij dit vergelijken met de loopbanen van George Frederic Handel en Georg Philipp Telemann die internationaal gerichte agenda’s hadden en aan zeer belangrijke vorstenhoven en in grote steden in respectievelijk Italië, Duitsland, Frankrijk en Engeland optraden, vooral, wat Handel betreft, als ‘virtuoso’ op het orgel en het klavecimbel.

 

Het is echter niet Bachs talent en werk als improviserend en – geluk voor ons – componerend klaviervirtuoos (zónder internationale agenda dus) die Gardiner tot uitgangspunt nam voor zijn geschreven Bachportret, wat historisch gezien nogal vreemd is. Bach gold immers en al vrij vroeg als ‘wereldberoemdheid’ op het gebied van het orgelspel en van de fugakunst. Dit laat de auteur eigenlijk voor wat het is. Maar dit bezwaar wordt op een grandioze manier opgeheven door zijn indringende analyse van Bachs kerkcantates – teksten en muziek – en het affectrijke karakter en de effectvolle werking die ze destijds en nog steeds op toeluisterende publieken hadden en hebben.

 

Waar collega-componisten van Bach al dan niet op dezelfde vrome teksten gewoon heel mooie muziek schreven ging Bach er inhoudelijk gezien als een bezetene mee aan de slag. Met als kenmerken dramatisering van teksten, van eenvoudige recitatieven tot en met de meest volle ensembletutti’s, door een geraffineerd toepassen van figurae, creatie van gespannen samenklanken en meestal obsessieve klankverdichting door middel van – Bachs hyper-specialiteit – chromatisch-geaard contrapunt.

 

Bachs enige bewaard gebleven uiting over zijn eigen muziek (in een beleidsnota aan het Leipziger stadsbestuur, zijn werkgever) spreekt dan ook boekdelen: mijn muziek is ingewikkeld en moeilijk om uit te voeren. Musici met Bachs werk op de lessenaar kunnen tot op de dag van vandaag hierbij slechts instemmend knikken.

 

Ook al weten wij van ‘aanleg’ van een mens niet meer dan dat dit rationeel gezien met elks aparte DNA-cocktail te maken heeft – mens-als-raadsel dus – en kunnen wij in retrospectief opzicht met ‘ontwikkeling’ wat meer inzicht krijgen in iemands persoonlijkheid, ook al is hij of zij reeds lang geleden gestorven: het knappe van Gardiners Bachportret – dat géén Bachbiografie is in de rationele, klassieke betekenis – zit hem in zijn vermogen om diens muziek eindelijk eens te kúnnen snappen vanuit de persoonlijkheid van de maker. En dit zonder gevoelsvrome of psychologiserende vochtigheden.

 

Na de Bachbiografie van Christoph Wolff die in het Bachjaar 2000 onder andere bij uitgeverij Bijleveld in Utrecht van de persen rolde kan Gardiners muzikaal-biografische Bachportret als een mooie aanvulling daarop worden beschouwd. Geluk en ongeluk tegelijk: vanwege een vanuit het Bach Archiv Leipzig geïnitieerd onderzoek van historische archieven en bibliotheken in Thüringen, Sachsen en elders – de ‘Expedition Bach’ – waaruit een gestage stroom van tot dan toe onbekende Bachdocumenten tevoorschijn is gekomen, is het rode aanvullingspotlood inmiddels het vaste gereedschap van lezers van Wolffs nog steeds voortreffelijke Bachbiografie.

 

Waar Wolff Bach vooral neerzet als ‘geleerd’ – zijn biografenbril op zijn object toentertijd nog als Harvardprofessor –, wat Bach althans in achttiende-eeuwse betekenis ook was, creëert Gardiner vooral het verhaal van de mens Bach, waarmee hij de aard van de muziekmaker met zijn daadwerkelijk diepzinnig-religieuze inhoud en statuur helder in beeld brengt. Gardiner geeft geen duimbreed toe aan de steeds sterker postvattende ‘seculiere’ visie op Bach, dat deze slechts omwille van zijn beroep als organist in Arnstadt, Mühlhausen en Weimar en later als leider van de kerk- (en stads)muziek in Leipzig ‘verplicht gelovige’ zou zijn geweest.

 

Bachs vroomheid, waarvan private exemplaren van door hem geannoteerde bijbelexemplaren onmiskenbaar getuigen, was echter een van klassiek-Lutherse snit, waarin gevoel en verstand in elkaars verlengde lagen. Waarin zijn ‘geleerdheid’ het terrein van de filosofie betrof: wie zijn zogeheten wereldlijke cantates bestudeert – teksten, muziek, teksten & muziek – komt vrijwel meteen in de wereld van oeroude Griekse mythologieën terecht.

 

Het wachten is slechts op een publicatie over Bach waarin het zuiver biografische van Wolff en het biografisch-muzikaal analytische van Gardiner zijn verenigd. Met inbegrip hiervan, dat het eerder genoemde Bach Archiv Leipzig zijn op gang gebrachte stroom van onbekende gegevens over leven en werk van Bach blijft voeden met wéér nieuwe ontdekkingen. Schrijver dezes is daaraan alvast begonnen.

 

 

Bach – Muziek als een wenk van de hemel

John Eliot Gardiner

 

Uitgever: De Bezige Bij, 2014
Nummer:23483168
Pagina’s: 762, gebonden, hardcover
Prijs: € 49,90

 

[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]