Jos van der Kooy 25 jaar stadsorganist van Haarlem: 10 + 2 vragen

Dit jaar viert Jos van der Kooy dat hij 25 jaar stadsorganist van Haarlem is. Op dinsdag 16 juni geeft hij ter gelegenheid van dat jubileum een bijzonder concert op het Müller-orgel in de Grote of Sint-Bavokerk in Haarlem. Orgelnieuws.nl stelde de jubilaris 10 + 2 vragen over onder andere het stadsorganistschap, wie hem als organist gevormd hebben en het spelen van Reger. 

Text Example

advertentie



 

Wanneer en hoe was je eerste ervaring met het vermaarde Müller-orgel van de Bavo?

Op 15 mei 1959 hoorde ik thuis een 45 toeren EP van Piet Kee met de Suite Gothique van Boëllmann gespeeld door Piet Kee. Ik was toen zeven jaar oud. Uit wat mijn vader over Piet Kee en het orgel in Haarlem vertelde begreep ik dat Haarlem, Piet Kee en het Müller-orgel heel bijzonder waren. Toen ik twaalf jaar was ben ik op een donderdagmiddag van Amsterdam Bos en Lommer naar Haarlem gefietst om het orgel te horen. De klank was veel feller dan ik gedacht had. De grammofoonplaat van Piet Kee was van voor de restauratie, het orgel was inmiddels gerestaureerd. Ik ging heel vaak naar concerten in Haarlem, ging jaarlijks naar de Haarlemse Orgelmaand die toen nog elk jaar plaatsvond.
Ik heb er veel organisten gehoord: Kee, De Klerk, Klotz, Heiller, Alain, Tagliavini. Vanaf het moment dat ik bij Piet Kee studeerde werd ik ingeschakeld als registrant, toen leerde ik het kennen vanaf de speeltafel. Ik bespeelde het orgel ook wel, zodat Piet Kee in de kerk zijn registraties kon beoordelen. Later werd ik uitgenodigd voor concerten.

 

De muziek, het publiek en de collega’s vind ik belangrijker dan de orgels

 

25 jaar stadsorganist – 25 jaar een van ’s werelds beroemdste orgels onder je handen. Wat hebben die 25 jaar voor jou betekend?

Contacten met concertbezoekers en collega’s die gastconcerten komen geven zijn heel inspirerend, je ervaart wat er leeft onder liefhebbers en vakmensen. De omgang met het Müller- en met het Cavaillé-Coll-orgel brengen steeds nieuwe ervaringen in het omgaan met klank. Haarlem is een ideale plek om nieuwe muziek te introduceren, het publiek staat ervoor open. Die kwart eeuw in Haarlem heeft me in staat gesteld een heel breed repertoire te spelen. De muziek, het publiek en de collega’s vind ik belangrijker dan de orgels, hoe mooi ze ook zijn. De beide orgels zijn werktuigen om muziek met mensen, en zeker ook om mensen met mensen te verbinden.

 

Heb je een bijzondere anekdote uit een kwart eeuw concerteren in de Oude Bavo?

Een paar jaar geleden, donderdagmiddagconcert, ik speelde als eerste stuk Wachet auf van Piet Kee. Vergeten mijn mobiel af te zetten, ging af in mijn binnenzak. Na het slotakkoord wil ik de telefoon uitschakelen. In het scherm zie ik dat de beller Piet Kee was.

 

Je staat bekend als een allround organist: oude muziek, Bach, Franck, Reger, hedendaagse muziek, improviseren. Waar ligt je hart?

Mijn hart ligt bij al die dingen die je noemt. Muziek die mijn hart niet heeft voer ik niet uit. Ik houd ervan in dialoog te zijn met muziek uit heden en verleden, om mijn publiek in die dialoog te betrekken. Als er muziek is die me in eerste instantie niet ligt ga ik me erin verdiepen. Vaak raakt het me na verloop van tijd en kan ik het van ganser harte uitvoeren.

 

Welke leraar/leraren heeft/hebben de toonkunstenaar Van der Kooy gevormd en hoe?

Niet alleen leraren, ook mensen die ik sprak en die ik beluisterde horen daarbij. Piet Kee, Ewald Kooiman en Charles de Wolff hebben me tijdens en na mijn vakstudie gevormd. Kee als mijn hoofdvakdocent, Kooiman en De Wolff en Hans Haselböck als aanvulling. Van Kooiman leerde ik onderzoeken en tegelijk het belang van onderzoek te relativeren, De Wolff was heel belangrijk voor Liszt, Reger en modernen. Bij Haselböck volgde ik tweemaal een improvisatiecursus in Haarlem; heel bijzondere weken waren dat.

 

Piet Kee was en is nog steeds heel breed, doordrong me van de noodzaak te blijven luisteren naar orkest – en kamermuziek, hij leerde me een goede, ontspannen techniek en pakte het improviseren beslist en tegelijk terughoudend aan. Ook leerde hij me heel goed om kerkliederen te harmoniseren. Hij leerde me kritisch te kijken naar composities, hij had de invalshoek van een componist, dat is een enorme meerwaarde geweest.

 

Tijdens mijn gymnasium jaren had ik les van Evaristos Glassner, die ook de basis legde voor het pianospel. Erudiete man, van Duits-Joodse afkomst, leerling van onder anderen Paul Hindemith, Willibald Gurlitt en Ernst Kaller. Hij stimuleerde mijn culturele belangstelling, bij hem ontwikkelde ik een gevoel voor Duitse cultuur. Cor Kee was in die tijd heel belangrijk voor me, ik luisterde naar zijn improvisaties in de diensten de Oude Lutherse Kerk, mocht naast hem bij de speeltafel zitten. Daar stak ik veel van op. Ik bezocht ook een improvisatiecursus van hem. Ook was ik veel in de Westerkerk. Simon C. Jansen was heel gastvrij, ook bij hem was ik welkom op de orgelgaanderij. Hij had een aanstekelijke manier van musiceren.

 

Ook heb ik veel concerten van Asma en Van Egmond gehoord. Tijdens mijn studie jaren bleef ik naar hun concerten gaan, met Feike Asma had ik regelmatig persoonlijk contact na zijn concerten, Van Egmond verving ik bij de diensten van de Stichting Alledag Kerk in de Begijnhofkerk in Amsterdam. Willem Hendrik Zwart heb ik ook regelmatig beluisterd. Ik was niet eenkennig. Ik onderzocht alle dingen en probeerde het goede te behouden. Mijn eerste docent was de heer J.J. Akkerhuis, amateurmusicus, die mij noten leerde lezen en mij stimuleerde door te gaan met improviseren. Mijn tweede docent, Marijn Ros, leerde mij pedaal spelen, gaf structureel improvisatie les en bracht me in contact met Cor Kee en Simon C. Jansen. Ik heb veel geluk gehad met al die mentoren.

 

En dan groei je bovendien op in gezin waar grammofoonplaten van orkest en kamermuziek zijn, in een stad vol musea, muziekpodia, boekhandels en een prachtige muziekwinkel, Broekmans en Van Poppel. Ik heb er van mijn tiende jaar af heel veel gebruik van gemaakt. Mijn vader die nu 96 is was ook een belangrijke mentor, hij heeft nog steeds een goede smaak en luistert naar veel meer dan orgelmuziek.

 

Piet Kee heeft eens gezegd dat Franck spelen in de oude Bavo is als Beaujolais drinken uit een jeneverglas … wat vind je?

Die uitspraak ken ik niet van hem. Ik kan er wel wat mee, je moet behoedzaam omspringen de noten van Franck en het Bavo orgel om er een succes van te maken, maar als je dat doet is Franck in de Bavo poëtisch en heroïsch tegelijk. Die uitspraak brengt me op een goede omschrijving van hoe ik het stadsorganistschap ervaar: jenever drinken uit een Beaujolaisglas.

 

Blijf het orgel als orgel bespelen, haal niet allerlei fratsen uit

 

Je hebt naam als propagandist voor het orgel. Hoe blijft het (kerk)orgel mensen in de toekomst trekken en boeien?

Het orgel als orgel blijven bespelen. Niet allerlei fratsen uithalen. Behandel je publiek met respect, geef goede toelichtingen. De klassiek en hedendaagse orgelcultuur heeft zoveel te bieden, het is nergens voor nodig de zaken op te leuken.

 

Heb je een advies aan jonge organisten?

Hard studeren, heel veel luisteren naar allerlei soorten muziek, je echt verdiepen in het hoe en waarom van interpretaties die anders zijn dan de jouwe. Geen tijd verdoen aan televisie en computergames, lees goede boeken over muziek, geschiedenis en theologie. Respecteer je collega’s, stel je echt open voor hun spel. Ik ben ervan overtuigd dat je nooit naam zult maken als je niet heel veel de deur uit gaat om naar anderen te luisteren, om te ervaren wat het is om concertbezoeker te zijn, om je eigen opvattingen ter zijde te schuiven als een ander speelt.

 

De pianist Alfred Brendel zou liever sterven dan het pianoconcert van Reger te spelen. Heb jij zulke sterke antipathieën?

Nee, die heb ik niet. Overigens, ik speel liever Reger dan dat ik sterf!

 

Jos van der Kooy kort en bondig over:

De opnamen van Feike Asma uit de Bavo:

Asma moest je live horen, ik heb hem zo’n 25 jaar horen spelen. Ik was geen echte fan van hem, hij boeide me wel heel erg. Als gesprekspartner was hij uitdagend, royaal en fair. Merkwaardig dat hij bij zijn Bavo-opnamen zoveel hoge vulstemmen tegen elkaar opentrok. De opnamen zijn een tijdsbeeld, mooi dat ze er zijn.

De restauratie van het Müller-orgel van 1961:

Daar is veel over te doen geweest, dat herinner ik me uit mijn kinderjaren. Een goede restauratie, bewonderenswaardig, ook al kun je op punten kritiek hebben. Na de werkzaamheden aan de intonatie in de jaren 80 en 90 door Flentrop komen de verdiensten van Marcussen nog meer tot zijn recht.

De opbrengst van de authentieke beweging:

Die beweging is nog volop in gang. De opbrengst is uitermate positief. Je rekenschap geven van achtergronden van welke stijlperiode dan ook is van levensbelang. Heel veel muziek is door die beweging veel boeiender geworden dan ik vroeger dacht.

De erfenis van Gustav Leonhardt:

Heel belangrijk. Ik ben veel naar zijn concerten geweest, zijn orgelspel heeft me bovenmate geboeid, heel spannend, ik was er als luisteraar meteen helemaal in. Leonhardt staat voor het blijven verleggen van grenzen, voor het blijven zoeken naar de kern die je nooit helemaal of helemaal nooit zult vinden.

Hoe het orgel van de toekomst eruit ziet en klinkt:

Dat ziet er uit en klinkt zoals nieuwe generaties erop spelen. Zij zetten klanken naar hun artistieke hand, ontdekken de traditie opnieuw en brengen hun creativiteit in bij ontwerpen van nieuwe orgels. Ik heb er alle vertrouwen in. Als ik later stop met actief musiceren hoop ik als luisteraar betrokken te blijven. Ik denk dat ik daarvan heel erg ga genieten.

 

Je top vijf orgels (na de orgels die je zelf bespeelt) …

De Father Willis in St. Stephen’s Church Edinburgh, de Father Smith in Edam, vier Hinsz-orgels noem ik als een enkele, Bolsward, Harlingen, Leens en Midwolda, de St. Sulpice in Parijs en het orgel in de Katharinenkirche in Hamburg.

 

Je top vijf orgelwerken …

De chromatische Fantasie van Sweelinck, Klavierübung Dritter Theil van Bach, Fantasie und Fuge opus 135b van Reger, Adagio in E van Frank Bridge en Pneoo van Daan Manneke. En dan moet er een zesde bij, een onmisbaar stuk: het Grande Pièce Symphonique van Franck.

 

 


 

In 2015 is Jos van der Kooy 25 jaar stadsorganist van Haarlem. Dinsdag 16 juni om 20.15 uur geeft hij een bijzonder jubileumconcert in de Grote of Sint Bavokerk. Ook tijdens het zomerseizoen van 2015 staan zijn programma’s in het teken van dit jubileum. Er zijn twee kernpunten in zijn programmering: werken Reger, Liszt, Franck en werken van Haarlemse componisten als Andriessen, De Klerk, Mul en Kee. In de tweede helft van dit jaar komt zijn jubileumdubbel-cd uit die verschijnt op het label Tuliprecords.nl.

 

Voor biografie en meer informatie

www.josvanderkooy.com

 

© 2015 beeld: www.josvanderkooy.com