COLUMN RE: gister [ 52 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 52 – Een leerdicht.

Text Example

advertentie



 

Zo nu en dan schrijf ik een melodietje. Vroeger deed ik dat vaker, maar sinds ik kinderen heb – het zijn allebei schatten, hoor – komt er niet zo heel veel meer van. Het is niet erg dat ik weinig componeer. Dingen komen en dingen gaan. En wat geweest is, komt soms ook weer terug.

 

Twee, drie maanden geleden kreeg ik een mailtje van dichteres Ria Borkent uit Apeldoorn. Haar achternaam spreek je trouwens uit met de klemtoon op de eerste lettergreep, maar dat terzijde. Op de radio werd haar naam bijvoorbeeld vaak verkeerd uitgesproken door presentator Lex Bohlmeijer van het NCRV-programma Te Deum Laudamus, vandaar dat ik er even de aandacht op vestig. Het is verschrikkelijk jammer dat dat programma er niet meer is. Maar ook dat terzijde. Er is (bijna) niets meer over van al die mooie radioprogramma’s met kerkmuziek die EO, NCRV, KRO en IKON vroeger uitzonden.

 

Terug naar de mail van Ria. Dominee Matthijs Haak van de vrijgemaakt-gereformeerde kerk van Dordrecht had haar gevraagd om een liedtekst. Hij stond tot afgelopen zomer in Rotterdam-Delfshaven en had daar veel contact met moslims. Hij wilde een lied hebben over de vrijheid van het woord, over de jihad (strijd) die christenen moeten voeren en over de Vrijheid die Jezus geeft. Hij wilde een lied hebben om vertrouwen uit te zingen bij extremistisch geweld. Het lied is ondertussen klaar en staat sinds afgelopen zaterdag op onderwegonline.nl. Het lied staat vandaag in RD en ND en ook op de websites van beide kranten, inclusief mp3’tje van de eerste keer dat het lied is gezongen. Mathijs Haak heeft een goed netwerk.

 

Ik heb een tic, die denk ik wel meer kerkliedliefhebbers hebben. Als ze een liedtekst voor het eerst onder ogen krijgen, weten ze meteen welke melodie de dichter in gedachten had toen hij de tekst maakte. Zo’n voorbeeldmelodie werkt goed, want je vergist je niet in het aantal lettergrepen per regel en in de plekken waar de accenten liggen. Eén keer heb ik het meegemaakt dat een dichter mij een lied opstuurde waar een regel twee lettergrepen te veel had. Het probleem werd opgelost door een bijvoeglijk naamwoord uit de bewuste zin te schrappen. Wel jammer, want het was een heel mooi woord.

 

Bij het zien van de tekst van Ria Borkent zag ik het dus ook meteen: ze had het lied gemaakt met de Geneefse melodie van Psalm 119 als model. Ze is niet de enige dichter die die psalmmelodie als sjabloon gebuikt. Ook dichters als Huub Oosterhuis, André Troost, Jaap Zijlstra en Henk Knol deden het. Hun vaak zeer geslaagde teksten leverden prachtige melodieën op van bijvoorbeeld Bernard Huijbers (De Heer heeft mij gezien en onverwacht), Tom Löwenthal en Antoine Oomen. Componist Dirk Zwart voegde twee juweeltjes van melodieën toe met ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht’ en ‘Dat duren zal zolang er leven is’, allebei teksten van Huub Oosterhuis. Gisteren zongen we in De Kandelaar ook zo’n lied uit het Gereformeerd Kerkboek: ‘Zoals een bloem zijn kelk heft naar de zon’, op een mooie melodie van Jos D’Hollander, een Vlaamse componist en beiaardier.

 

Er zit een gevaar aan het feit dat ik dit allemaal vertel. Namelijk dat iedereen het lied gaat zitten zingen op de wijs van psalm 119. Dat moet dus niet. Maar dat snapt u wel. Laat ik het niet merken.

 

Wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart. Want zo gauw ik doorhad dat Borkent 119 in gedachten had gehad, schoten al die mooie melodieën al in m’n gedachten. Maak dan nog maar eens je hoofd vrij om iets origineels te maken. Er is maar één remedie tegen: goed de tekst lezen. Toen ik dat ging doen, vielen me een paar dingen op. Allereerst: dit is een leerdicht. Daarna: wat een drama! En ten derde: als dit een leerdicht is, moet de melodie niet te dramatisch zijn, omdat anders de aandacht te veel bij het drama blijft steken. Daardoor zou de wijze les van de tekst verloren gaan.

 

Op grond van het drama zou een melodie in mineur met veel chromatiek voor de hand liggen. Maar ik heb gekozen voor het objectieve: een vriendelijke melodie in majeur met vooral kleine intervallen. Het lied kreeg de zogenoemde bar-vorm, net als bijvoorbeeld Psalm 68 en het Wilhelmus. Het komt hier op neer: eerst twee keer hetzelfde, daarna een afsluiting. Duitsers noemen dat heel mooi ‘Stollen, Stollen, Abgesang’. In mijn nieuwe lied zijn regel 1 en 2 dan ook gelijk aan regel 3 en 4. In de afsluiting (het Abgesang) is regel 5 gelijk aan regel 1 en 3, maar een toon hoger. Regel 6 begint weer hetzelfde, nog een toon hoger, maar zoekt daarna zijn weg naar de grondtoon.

 

Vroeger zong ik Ria mijn nieuwe melodieën op haar teksten voor door de telefoon. Dan stuurde ik vervolgens de handgeschreven muziek naar haar op, waarna ze de muziek nog eens naspeelde op haar blokfluit. Hoe aandoenlijk, achteraf. Tegenwoordig mail ik haar een plaatje van het notenbeeld en een mp3-bestand van de vierstemmige zetting. Die kan ze eindeloos afspelen om zich de melodie eigen te maken en om die desgewenst van commentaar te voorzien. Soms is ze in één keer tevreden, soms komen we er nooit uit en gaat de opdracht naar een ander. Deze keer vroeg Ria om wat meer lange noten in de laatste regel. Die heeft ze gekregen. Aanvankelijk waren alleen de eerste en de laatste twee noten lang. Daardoor was inderdaad de melodie te snel afgelopen. Bovendien doorbreek je met die lange noten de ‘sleur’ die de eerste vijf regels met veel kwartnoten opriepen.

 

Aanvankelijk was het de bedoeling het lied te presenteren aan het eind van het kerkelijk jaar. Twee weken geleden dus. Vervolgens leek het Matthijs Haak en Ria Borkent beter om dat lied begin januari het licht te laten zien, als de aanslag op Charlie Hebdo een jaar geleden is. De nieuwe aanslagen in Parijs op 13 november brachten alles in een stroomversnelling. Het lied moest zo snel mogelijk klaar, om nog te kunnen worden opgenomen in het kerkelijk magazine Onderweg – inspiratie voor reisgenoten. Om het lied voor die tijd uit te proberen, heb ik pastor Jan Wilmink overgehaald het lied vorige week zondagmorgen te laten zingen in De Schaapskooi. Voor de dienst is het even geoefend met cantor Jannes Munneke. Het lied kreeg veel bijval en de tekst riep herkenning en ontroering op.

 

Wat ik altijd heb als een lied net klaar is: Ik hoor de melodie nachtenlang doorlopend in mijn hoofd. Om gek van te worden. Dat had ik nu dus ook. Iedere keer begon het lied opnieuw. Het gaat vanzelf weer over. Pas over een paar maanden kan ik er zelf weer een beetje objectief naar kijken. Van de meeste muziek die ik heb gemaakt kan ik me na verloop van tijd niet meer voorstellen dat ik het zelf heb gemaakt. Ik heb wel eens gehoord dat dichters dat ook hebben. Hun eigen werk gaat een eigen leven leiden.

 

Na de dienst waar het lied voor het eerst werd gezongen, vertelde een van de ouderlingen trouwens dat hij bij het vooroefenen tegen de dominee, die naast hem zat, zachtjes had gezegd: ‘Waarom maakt die Peter Sneep altijd van die ingewikkelde melodieën?’ Pastor Jan had hem meteen bemoedigd en gerustgesteld. De dominee had namelijk teruggefluisterd: ‘Je kunt ’m ook zingen op de wijs van Psalm 119.’

 

Nog zo’n kenner met een tic.

 

 


Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).

3 Comments

  1. Een mooi lied met een prachtige tekst. Het laat ons weer zien hoe actueel de Bergrede blijft.

  2. Mooi, een kenner hoort door de “herstelde cis in regel 5” ook direct dat dit weer een echte “Sneep melodie” is. Erg mooi!

  3. De overgang van de vijfde naar de zesde regel via de grote sext is niet erg geslaagd.
    In de oude leer van het contrapunt werd de kleine sext veelvuldig gebruikt, dit in tegenstelling tot de grote sext.
    Harmonisch gezien is de sprong naar de leidtoon cis ook niet aan te bevelen, het is mooier als hij via een vloeiende lijn wordt bereikt. Bovendien is het tonale landschap nogal verwarrend. De herstelde cis in regel 5 doet de melodie afbuigen naar e klein, dit klinkt niet echt bevrijdend. Het is de parallel van de subdominant die eigenlijk in het hele lied geen functie heeft. De rigoureuze terugkeer naar D via die noodsprong lijkt me niet de aangewezen weg om de bevrijding uit de slavernij te vieren.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.