RECENSIE César Franck, d’un clavier à l’autre – Douze pièces pour orgue

De heiligverklaring van César Franck begon vrijwel meteen na zijn dood. Vanwege zijn zachtaardige karakter noemden zijn leerlingen hem wel ‘Le maître angélique’, of ‘Le père Franck’. In 2001 was het Joris Verdin die afrekende met deze romantische verering. ‘Vadertje Franck? Weg ermee!’ luidde de titel van het artikel in Het Orgel

Text Example

advertentie



De aanleiding werd gevonden in het uitstekende boek van Joël-Marie Fauquet over Franck uit 1999. Fauquet publiceert daarin metronoomaanduidingen bij de Six Pièces die door Franck zelf in potlood erbij zijn geschreven. Je kunt dat niet negeren, stelde Verdin destijds en ook nu weer. Fauquets publicatie zorgde destijds voor de nodige opschudding en veel discussie bij de fine fleur van Franckvertolkers.

Nu, ruim twintig jaar later, verschijnt deze nieuwe opname van het complete orgelwerk van Franck. Joris Verdin is een van de drie vertolkers. Cindy Castillo en Bart Verheyen zijn de anderen. Dat is op zichzelf al een interessant gegeven: drie organisten met verschillende temperamenten, maar één in hun visie op de ‘juiste’ uitvoering van César Franck. Het uitgangspunt laat aan duidelijkheid niet te wensen over: terug naar de bron! Voorbijgaan aan ‘la sainte tradition’, alles wat na 1890 door Guilmant, Widor, Dupré, Tournemire en Langlais gezegd, geschreven en gespeeld is in de geest van hun tijd.

In Francks tijd was de organist in de eerste plaats pianist. Alle orgelstukken werden dan ook op de (pedaal)piano voorbereid. In de orgelopleiding draaide het vooral om de kunst van het improviseren, vooral met het oog op de katholieke liturgie. Pas na Francks dood, nadat Widor de leiding van de orgelklas van het Parijse conservatorium kreeg, werd het spelen van (gedrukte) orgelliteratuur dominant. Het spelen van Francks orgelwerken vraagt om een pianistische techniek. Dat is een volgend belangrijk vertrekpunt in deze opname.

Ten derde gaat het om het waarborgen van de expressie in een flexibel tempo. Tijdgenoten van Franck hebben daarover uitvoerig geschreven en het aan bepaalde regels en gebruiken gebonden. Ook dat gold bij het drietal tijdens deze opnamen als een leidraad en bron van inspiratie.

Ook de keuze voor twee orgels is ingegeven door wat over Francks omgang met het orgel bekend is. Het vrijwel origineel bewaarde Cavaillé-Coll-orgel in Épernay en het wat grotere Merklin-orgel in de Temple neuf in Straatsburg weerspiegelen de voorkeursorgels van Franck. Het zijn beide symfonische instrumenten, echter zeer verschillend van kleur en klinkend in een afwijkende akoestiek.

De twaalf orgelwerken zijn evenwichtig over de drie spelers verdeeld. Op elk van de twee cd’s klinkt een programma dat niet de gebruikelijke groepering van Francks grote orgelwerken volgt, maar vrijer van samenstelling is. Uiteraard klinkt aan het eind dan de Final.

Terug naar Francks metronoomgetallen. Wat betekent dat in deze opname? Joris Verdin klokt de Pastorale op 7’21. Michel Bouvard neemt in zijn recente opname met 9’31 duidelijk meer tijd, hoewel ook hij ongetwijfeld weet heeft van de metronoomgetallen van Franck. Cindy Castillo heeft voor de Prière 10’54 nodig. Olivier Vernet (in Caen) zit daar met 8’55 ruim onder. 

Belangrijker om vast te stellen is dat de drie organisten zich niet in een massief metronoomgetal hebben laten binden, maar in de eerste plaats zeer toegewijd en ingeleefd muziek hebben gemaakt. Het is gewoon ook erg mooi om naar te luisteren. Dat maakt deze productie tot een alleszins geslaagde ‘complete Franck’.

Ook om te zien is het een prachtige uitgave: een mooi vormgegeven boekje met voorop een fraaie afbeelding van een schilderij van Monet uit 1878, een Parijse straat in feesttooi. Binnenin interessante foto’s, onder andere van de wereldtentoonstelling in Parijs uit 1867, waar in de Galerie des machines boven het nieuwste treinrijtuig een groot orgel van Merklin staat, alles onder de noemer Chemins de fer et métallurgie.

Buitengewoon lezenswaardig is ook Verdins boeiende essay over de Six Pièces, eerder gepubliceerd in het tijdschrift Orgelkunst. Nu is het als begeleidende tekst bij deze opnamen gevoegd. 

Aan integrale opnamen van Francks orgeloeuvre is na het bicentennial 2022 geen gebrek. Deze productie, van Belgische origine, houdt moeiteloos stand tussen de ‘concurrentie’. 

César Franck, d’un clavier à l’autre – Douze pièces pour orgue

Franck: Six Pièces; Trois Pièces; Trois Chorals

Joris Verdin, Cindy Castillo en Bart Verheyen: Cavaillé-Coll-orgel, Notre-Dame, Épernay (F) en Merklin-orgel, Temple Neuf, Straatsburg (F)

Musique en Wallonie – MEW 2203, TT 58’38 + 76’09, booklet 28 p. (FR/NE/EN/DU), prijs € 18,00 | musiwall.uliege.be