Steinmeyer-orgel 1924 – Pfarrkirche St. Maria in Landau i.d. Pfalz

Steinmeyer-orgel 1924 St Maria in Landau i.d. Pfalz

Een Cavaillé-Coll met een Quintaton, een Sauer met een Schwiegel, een Witte met een Trechterregaal en een Willis conform het Werkprinzip… In de loop van de vorige eeuw zijn overal in Europa romantische orgels aangepast aan de smaak van de tijd. Imponerende instrumenten werden zonder pardon van hun grondtonigheid beroofd en met boventoonrijke registers uitgerust. Zelfs orgels uit de jaren 20 en 30, die, dankzij de Elzasser Orgelreform, reeds minder donker en eenvormig klonken dan hun voorgangers, moesten het ontgelden.

Text Example

advertentie



 

rt-deHet Steinmeyer-orgel van de Marienkirche te Landau-in-der-Pfalz bijvoorbeeld. Een reus die bij de oplevering in 1924 met 72 stemmen (III/P) het Domorgel van het naburige Speyer overtrof. Maar ook een eigentijds instrument dat, behalve dertig achtvoeten, maar liefst dertien vulstemmen bezat, waaronder drie Mixturen, een Larigot, een Septime en een Cymbel. Ondanks dat werd het in 1956/57 grondig omgebouwd, waarbij de winddruk werd verlaagd, de intonatie aangepast, en scherpe en schnarrende stemmen werden toegevoegd. Als om dit werk te bekronen werd de art-decokast vervangen door een strak pijpengordijn.

 

In de loop der jaren kwam men tot het besef dat deze ingreep geen gelukkige was en ontstond de wens het orgel in oude luister te herstellen. Vooral Rudolf Peter, die in 1994 organist van de Marienkirche werd, heeft zich als geen ander voor dit herstel ingezet. In 2010 kon, dankzij een legaat, aan de firma Seifert & Sohn uit Kevelaer de opdracht worden verstrekt het orgel in originele toestand terug te brengen. Hierbij werd de dispositie, de winddruk en de intonatie hersteld, de electro-pneumatische tractuur – een abstrom-systeem met Taschen (membranen met ventielschijven) –  gerepareerd, en werden de verdwenen zwelkasten van Positief en Echowerk (met Bourdon en Vox Humana) opnieuw geïnstalleerd. Tevens werden de art-decokast en de speeltafel gereconstrueerd. Een jaar na de restauratie, in december 2011, kon het orgel weer in gebruik worden genomen.

 

Het resultaat van deze restauratie is te beluisteren op een dubbel-cd die Peter twee jaar geleden op het orgel heeft gemaakt en thans op de markt is gebracht. Op deze cd’s speelt hij werken van Bach en Liszt, Ritter en Reger, Franck en Guilmant. Grote werken zijn het, waarin het orgel optimaal tot zijn recht komt.

 

In de ‘Ad nos’ van Liszt is de ietwat droge, strijkende labiaalklank van het orgel goed waar te nemen; een labiaalklank die wordt gekleurd door zacht geïntoneerde tongwerken en bekroond door ragfijne mixturen. ‘Zungen, die das volle Werk vergolden’ en ‘Mixturen [die] in der Grundstimmenklangfarbe aufgehen’: het lijkt een perfecte illustratie te zijn van Schweitzers klankideaal (‘Orgelbaukunst und Orgelkunst’, 1906, p.27, 34). De orkestrale ‘Ad nos’ klinkt er prima door. Evenals de Fantasie und Fuge, Op.135b van Reger: dankzij een goed afgestelde rol, zwelt het orgel hier vanaf de meest aetherische geluiden prachtig en vrijwel traploos aan tot een gelaagd en verpletterend Volles Werk.

 

Bachs Passacaglia klinkt helaas minder overtuigend in Landau. Dit komt vooral doordat Peter het stuk niet lekker uitsmeert à la Straube en Stokowski, maar doet alsof hij achter een Silbermannn zit. Bovendien is de zevende variatie via een lelijke knip twee maal op de cd gezet. Jammer.

 

Ritters Dritte Sonate klinkt veel beter. Een origineel stuk is dit, vol onverwachte wendingen, hartstocht en levendigheid, waar in zes doorgecomponeerde delen Bach tot en met Wagner om de hoek komen kijken. Blijkbaar is in de negentiende eeuw bij onze oosterburen behalve het geijkte repertoire meer gemaakt dat de moeite waard is.

 

Verrassend is het verder hoe goed Franse muziek op het Landauer orgel klinkt. In de Sonate Nr. 7 van Guilmant weet Peter, dankzij de 16′, 8′ en 4′ tongwerken van Hoofd- en Zwelwerk, een bescheiden maar niet onverdienstelijk Grand Choeur te voorschijn te toveren. Dit hebben we waarschijnlijk aan reformatoren als Rupp en Schweitzer te danken, die onder de indruk waren van Parijse Cavaillé-Colls en pleitten voor zwelwerken die voor meer dan ‘Gefühlsausdruck’ geschikt zijn (‘Orgelbaukunst’, p.5, 39).

 

Verschrikkelijk mooi tenslotte klinkt Francks Troisième Choral. Dankzij de strijkende prestanten en bescheiden tongwerken – èn dankzij Peter, die weet welke registerwippers hij wel en niet moet gebruiken – ontstaat een ruisend plenum vol ingehouden grandeur. Heeft ook Francks orgel in de Ste.Clotilde zo indrukwekkend geklonken? Het is ronduit geweldig!

 

De cd’s zijn verpakt in een tachtig pagina’s dik boekwerk waarin zowel over de gespeelde werken als over de bouw en de restauratie van het Landauer orgel uitvoerig wordt verteld. Waardevolle documenten. Aanbevolen!

 

Tot slot: in maart 2012, drie maanden na de herinwijding van het Steinmeyer orgel, is in het decanaat Landau een nieuwe cantor benoemd. Daarbij is Rudolf Peter, die zich vijftien jaar lang had ingezet voor de restauratie van ‘zijn’ instrument nicht berücksichtigt en uit zijn functie als organist van de Marienkirche ontheven. De nieuwe decanaats-cantor zal zich ongetwijfeld gewetensvol kwijten van zijn taak. Maar volgens mij moet er bij het gerestaureerde Steinmeyer-orgel nog iets worden rechtgezet…

 

 

Die Steinmeyer-Orgel von 1924 in der Pfarrkirche St. Maria in Landau i.d. Pfalz

Rudolf Peter / Gebriela Rothmund-Gaul

 

Fantasie und Fuge über den Choral ‘Ad nos, ad salutarem undam’ (Liszt); Passacaglia in c BWV 582 (Bach); Fantasie und Fuge d-Moll op. 135 b (Reger); 3. Sonate a-Moll, op. 23 (Ritter); Sonate Nr. 7 op. 89 (Guilmant); Choral Nr. 3 (Franck)

 

Uitgave: Kath. Kirchengemeinde St. Maria, Landau, 2014
Label: Organum Classics
Nummer: Organum Buch – Ogm 142021
ISBN: 3-9809-23262
Pagina’s: 80, hardcover (DE)
Speelduur cd’s: 66’32 en 68’28
Prijs: € 32,50

 

[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” title=”BESTELSERVICE”][/button]