Tournemire – l’Orgue Mystique 5 [RECENSIE] *****

Text Example

advertentie



Tournemire – l’Orgue Mystique 5. Tjeerd van der Ploeg, Grandes Orgues Mutin Saint-Pierre à Douai France

Nativitas Domini Nostri Jesu Christi (Noël); Dominica infra octavam Nativitatis (Dimanche dans l’octave de Noël); Sanctissimi nominis Jesu (Le saint nom de Jésus); Epiphania Domini (l’Epiphanie).

Label: Prestare

Nummer: CD ZWF3331551

Prijs: € 22,50

Klik hier om dit artikel te bestellen

Muzikale interpretatie * * * * *

Programmakeuze * * * * *

Keuze van het instrument * * * * *

Kwaliteit van de opname * * * * *

Informatie in het booklet * * *

Grafische vormgeving cd en boekje * * * * *

Op 7 januari jongstleden verscheen het vijfde deel in de reeks opnames met werken van Charles Tournemire door Tjeerd van der Ploeg. Dit keer niet binnen de catalogus van VLS Records, maar bij het label Prestare van Jolanda Zwoferink.

De cd is, evenals eerdere delen in de reeks, opgenomen op het Mutin-orgel van de St. Pierre in Douai, net over de Belgische grens in Frankrijk. Het programma bestaat uit de delen 3, 4, 6 en 7 uit l’Orgue Mystique: voor de zondag van Kerstmis, het octaaf van Kerstmis, de Allerheiligste Naam van Jezus (2 januari – afgeschafte feestdag) en Epiphanie. Steeds vijf delen voor iedere zondag. De vier offices duren in totaal maar liefst 79’56. Hierdoor is de tijd tussen de offices noodzakelijkerwijs wat aan de korte kant. De cd en het booklet zijn fraai vorm gegeven, er is een overtuigende eenheid tussen beeldmateriaal, kleuren en lettertype. De tekst is in vier talen weergegeven, maar beknopt qua inhoud. Meer inhoudelijke informatie over de hier gespeelde werken ontbreekt (daardoor?) helaas.

De muziek van Charles Tournemire is (zeker in Nederland) nog steeds ten onrechte onbekend te noemen. Naast de finale uit l’Office de l’Assomption (no. 35) en de uitgeschreven improvisatie over Victimae Paschali blijft het akelig stil. In zekere zin is dat ook wel begrijpelijk: l’Orgue Mystique is liturgische muziek, die zonder kennis en ervaring van het gregoriaans welhaast ontoegankelijk is en buiten het R.K. liturgische kader veel zeggingskracht mist. Daarnaast is deze muziek in onze kerkprovincie nog maar moeilijk te combineren met de hedendaagse post-Vaticanum II-muziek (of geldt dat andersom?).

Het belang van l’Orgue Mystique voor de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse (Franse) orgelmuziek kan echter niet worden onderschat. In zijn orkestwerk is bij Tournemire nog heel duidelijk de invloed van Franck te horen en qua orkestratie erft hij duidelijk van Wagner en Berlioz. In l’Orgue Mystique hoor je op veel plaatsen hoe hij inmiddels Debussiaanse technieken opneemt en bijna vooruit lijkt te wijzen naar Messiaen in complexe akkordpassagen en gebruik van registercombinaties of naar Durufé in heel subtiele harmoniek. Hij neemt afstand van ‘klassieke’ vormen voor zijn composities en laat zich quasi-parafraserend leiden door melodische, ritmische en modale elementen uit het gregoriaans.

Terecht, mijns inziens, dat Van der Ploeg zich sterk maakt met een complete opname van Tournemires toch zo belangrijke orgeloeuvre, temeer daar hij een zich een begenadigd vertolker van deze materie toont en kiest voor een uitermate geschikt instrument.

Ieder office bestaat uit Prélude à l’Introït, Offertoire, Elevation, Communion en Pièce terminale, hoewel vaak alleen de laastste naast een tempoaanduiding ook een titel meekrijgt. De Pièce terminale is steeds de langste en meest virtuoze van de vijf, gevolgd door het Offertoire. De sfeer van deze muziek is sterk meditatief. De fraaie ruimtelijke opname draagt hiertoe veel aan bij. De delen van ieder office zijn als het ware uitgeschreven improvisaties waarvan de vorm wordt bepaald door de gebruikte elementen uit de gregoriaanse gezangen.

Het orgel in Douai lijkt welhaast het ultieme voertuig voor deze muziek te zijn: 70 stemmen verdeeld over vier klavieren en pedaal met liefst drie zwelkasten én een prachtige akoestiek. Opvallend vind ik de gelijkenis in klank met bijvoorbeeld het Cavaillé-Coll/Mutin-orgel in de Parijse Sacré-Coeur (dat weliswaar nog groter is). Het instrument is geheel mechanisch, met vier barkermachines die goed hoorbaar zijn in deze opname. De op het oog merkwaardige klankcombinaties die Tournemire soms voorschrijft blijken hier precies te kloppen.

Ondanks de vaak lastige passages gaat er een grote rust van Van der Ploegs spel uit en ook in meer virtuoze luidere passages hoor je hoe hij deze materie beheerst. Zeer fraai fraserend en ‘ademend’, zoals het in het gregoriaans ook wordt toegepast hoor je in de élevation uit office no. 4 en de finale van office no. 7. In de complexe grondstemmenklank in het offertoire van office no. 3 en de finale van office no. 6 blijft Van der Ploeg continu een verhaal vertellen, waardoor je als luisteraar geboeid blijft en als het ware door de moeilijke materie heen geleid wordt. De triodelen in de finale van office no. 4 zijn ontroerend mooi gespeeld. Samenvattend: Prachtig, prachtig! [HENNIE VAATSTRA]

Klik hier om dit artikel te bestellen

© 2007 www.orgelnieuws.nl