COLUMN RE: gister [ 33 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal  het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 33 – Reisgids.

Text Example

advertentie



 

Onze zomervakantie is weer voorbij. Althans, we zijn weer thuis. De komende week zijn we allebei nog vrij.

 

We waren tien dagen in Hapert, een dorp ten zuiden van Tilburg aan de Belgisch-Nederlandse grens, in een kindvriendelijk huisjespark van Landal. Ter voorbereiding op ons verblijf in Noord-Brabant had Petra een paar dagen voor ons vertrek drie reisgidsen uit de bibliotheek gehaald, boordevol informatie over Brabant.

 

Ik kan er niets aan doen, maar ik ga in zulke boeken meteen op zoek naar orgels. Ik ben vast de enige niet die zoiets doet. Wij orgelliefhebbers zijn nu eenmaal een beetje gek.

 

Het boek Heel Nederland van Rik Zaal valt tegen. Hij noemt geen enkel orgel en blijkt een flinke hekel te hebben aan neogotische kerken. De Sint-Josephkerk aan de Heuvel in Tilburg noemt hij bijvoorbeeld ‘foeilelijk’, Nou ja, zeg! Zo’n mooie kerk! Ik vind het verdienstelijk van Zaal dat hij niet alles mooi vindt, maar hij had zijn mening best mogen onderbouwen.

 

De ANWB Reisgids NL Noord-Brabant doet er ook zo goed als het zwijgen toe. Alleen het Severin-orgel in de Martinuskerk van Cuijk krijgt aandacht. ‘Muziekkenners loven vooral het Severijn-orgel dat al in 1650 werd gebouwd. Na diverse verhuizingen kwam het in deze kerk terecht en het trekt orgelliefhebbers vanuit het hele land tijdens de jaarlijkse concertserie. Voor wie het wat zegt: bij een restauratie in 1992 kreeg het orgel de oorspronkelijke middentoonstemming terug en dat is tegenwoordig zeldzaam.’ Dat u het maar weet.

 

Nee, dan de Capitool Reisgids Noord-Brabant. Die wemelt van de orgels. Al lezend noteerde ik de paginanummers waarop ik ons instrument tegen. Zodoende kwam ik in totaal op achttien vermeldingen. Tot mijn genoegen kwam ik in het register achterin het trefwoord ‘orgels’ tegen. Gek genoeg staan daarachter slechts acht paginaverwijzingen. Ik ben dus beter dan de samenstellers van het boek.

 

Echt zorg aan de orgels is er niet besteed. Van het grote orgel in de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch staat wel een afbeelding op pagina 32. Op pagina 61 staat een afbeelding van de opengewerkte Sint-Jan waarop het koororgel te zien is. Maar aan beide instrumenten wordt geen woord gewijd. Het veel kleinere orgel van de Bossche Hervormde Kerk krijgt wel tekst: ‘Het orgel van Baetz werd in 1831 geplaatst.’

 

Bij het dorpje Huisseling staat iets opmerkelijks. ‘Dit is een van de dorpen waar nog een orgel te beluisteren is van de beroemde orgelbouwersfamilie Smits uit het nabije Reek. Het orgel dateert van 1860. Van Smits staan er meerdere orgels in deze buurt: Neerloon (1848), Overlangel (1858), Oijen (1848), Demen (1846), Deursen (1863).’ Leuk allemaal, maar bij mijn weten staat er in het kerkje van Huisseling een orgel van Pels.

 

Meer over Smits staat bij de beschrijving van het plaatsje Reek. ‘U vindt hier een prachtig huis uit de 18de eeuw van de orgelbouwers Smits. Het sierlijke bovenlicht in de voordeur stelt een orgel voor. Voor het huis staat een beeld.’ En van dat beeld van een orgelmaker met een labiaalpijp in zijn hand is een plaatje afgedrukt. Leuk, leuk, leuk.

 

Meer Smits bij de beschrijving van het orgel van de Sint-Petruskerk in Oirschot. ‘Dit komt uit de in 1972 afgebroken Sint Pieter van ’s-Hertogenbosch. Het is gebouwd in 1843-1847 door orgelbouwer Smits uit Reek.

 

Zo duiken het hele boek door orgels op – ook de Severijn uit Cuijk is er weer bij – al vraag ik me wel af wat daarbij de selectiecriteria zijn geweest. Leuk is ook dat orgelmakersgeslacht Van Hirtum een paar regels krijgt toebedeeld.

 

Tamelijke kolder staat bij de Hervormde Kerk van Zevenbergen: ‘Het is de moeite waard om deze kerk van binnen te bekijken. De sfeer van vroomheid die de bouwstijl oproept, is het belangrijkst. De fraaie preekstoel, het orgel en het doophek dragen bij aan die devote sfeer.’ Knap hoor, zonder dat er iemand op speelt, roept het orgel een vrome sfeer op.

 

Wat zou het leuk zijn geweest als gids het vermeld dat een groot aantal Nederlandse organisten, orgelmakers en musici klaarblijkelijk hun wortels in Noord-Brabant hebben. Frans van Tilburg, Ronald van Baekel, Wout van Andel, Arjan van Heesch, Meindert Boekel, Jos van Veldhoven, Erik van Bruggen, Frits Elshout. En internationaal: George Frideric Handel. Alleen Kees uit Goes wordt wel vermeld. ‘Eersel is de absolute zaligheid’, staat er op pagina 216.

 

Overigens heb ik tijdens onze tiendaagse vakantie geen enkel Noord-Brabants pijporgel gehoord of gezien. Alle kerken waren dicht en als ze open waren, was er geen orgel of was het vanuit het portaal niet te zien. Het enige orgel dat ik heb gehoord, was het instrument van Pels-D’Hondt in de abdijkerk de paters Norbertijnen in Postel. Toen we de kerk binnenkwamen waren de paters net met de mis begonnen, in aanwezigheid van ongeveer vijftig leden van de Katholieke Bond van Ouderen. De ouderen zongen niet mee, dus begeleidde de organist de monniken met alleen een Holpijp.

 

Zondags ben ik naar de Protestantse Kerk in Hoogeloon geweest. In een superklein oud kerkje waren ongeveer dertig gelovigen samengekomen. Veel meer mensen konden er ook niet in. We zongen bij een elektronisch orgeltje – was het zo’n eenklaviers Philicorda zonder pedaal? – dat op een galerij stond. De gastorganist speelde keurig eenvoudige muziek. Ik herkende stukken uit ‘Oude Meesters’ die mijn zussen heel vroeger voor orgelles oefenden. Hij begeleidde goed. Je kon er lekker bij zingen, wat iedereen dan ook deed. Mooi was dat.

 

Ik was veruit de jongste kerkganger en voelde me er erg welkom.

 

De dominee liet veel zingen (uit het nieuwe liedboek), maar gaf tijdens de dienst ook nog extra liederen op. ‘Organist, ik ben dat misschien vergeten door te geven’, riep hij naar boven.

 

Het is ook overal hetzelfde.

 

Maar ik dwaal af. Terug naar de Reisgids van Capitool. De grootste onzin die erin staat, is te vinden op pagina 254 bij de beschrijving van het orgel van de Grote Kerk van Breda. ‘Het orgel dateert uit 1715, maar is gebouwd op de resten van een orgel uit 1534’, staat er.

 

Ik zie het voor me.

 

De orgelmaker en zijn knecht staan in het vroege voorjaar van 1715 vertwijfeld op de orgelgalerij van de Bredase Grote Kerk. Hun stemmen weerkaatsten in de akoestiek. ‘Hee baas, moet het nieuwe orgel hier komen?’

 

‘Zekers, dat staat toch op de tekening.’

 

‘Klopt, maar hier ligt nog allemaal ouwe rommel. Het lijken wel resten van het vorige orgel. Wat moeten we nu?’

 

‘Lekker laten liggen, we zetten ons orgel er gewoon bovenop. Dat merkt niemand. Ik ga eerst even plassen. Ben zo terug.’

 

‘Houdoe.’

 

‘Houdoe.’

 

Zo geschiedde. Dat Flentrop het orgel in 1969 bouwde, is wel waar, maar niet echt gebeurd.

 

 


Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (2) en Manuel (1).