Elgar en improvisaties vanuit Bristol RECENSIE

Text Example

advertentie



Anthony Hammond plays the Organ of St. Mary Redcliffe, Bristol

Elgar:

Sonata in G op. 28; Nimrod (arr. W. Harris); Imperial March (arr. G. Martin); Prelude & Angel’s Farewell from The Dream of Gerontius (arr. H. Brewer); Sonata no. 2 in B-flat major op 87a (arr. I. Atkins).

Improvisations for the Church Year:

Hommage a Pierre Cochereau (10 Versets sur Veni Emmanuel); Introduction, Theme and Variations on Adeste Fidelis; Meditation on J.S.Bach’s Passion Chorale; Symphony in Four Movements on Victimae Paschali.

Label/nummers: Priory PRCD 1037 (Elgar) / PRCD 1038 (Improvisations)

Speelduur: 67’09” / 72’34”

Boekje: 12 pagina’s

Prijs: € 18,50 per stuk

Uitvoering * * * *

Opname * * * *

Het label Priory bracht onlangs twee cd’s uit van de jonge Engelse organist Anthony Hammond. Hij studeerde onder andere bij David Briggs en Roger Fisher en heeft een bijzondere voorliefde voor de improvisatiekunst. De ene cd is gewijd aan orgelmuziek van Edward Elgar. De andere cd, geheel gevuld met improvisaties, was aanvankelijk niet gepland, maar ontstond spontaan toen er na de Elgar-sessies nog tijd over bleek te zijn.

Op beide cd’s bespeelt Hammond het Harrison & Harrison-orgel van St. Mary Redcliffe in Bristol. Enkele kwalificaties van dit instrument: “probably the finest example of an organ built in the Edwardian Age” (Andrew Kirk), “my finest and most characteristic work” (Arthur Harrison) en “the finest high-Romantic organ ever constructed” (William McVicker).

Dat wekt hoge verwachtingen en die worden zeker waargemaakt, zelfs als je de matige staat van het orgel ten tijde van de opnamen (april 2007) in ogenschouw neemt. Begin 2009 ging een restauratie van start die wordt uitgevoerd door dezelfde firma die het orgel ooit bouwde. De restauratie moet halverwege dit jaar klaar zijn. Het inwijdingsconcert zal in november verzorgd worden door niemand minder dan Thomas Trotter.

Elgar

De orgelmuziek van Edward Elgar beslaat maar een klein gedeelte van zijn totale oeuvre. Toch mag zijn Sonate opus 28 tot de belangrijkste Engelse orgelwerken van de 20e eeuw gerekend worden. Een paar uitvoeringen die ik om verschillende redenen niet zou willen missen: Herbert Sumsion (Gloucester), Donald Hunt (Worcester) en Roger Fischer (Chester). Ook de uitvoering van Anthony Hammond mag er zijn. De hoekdelen krijgen veel vaart en energie mee, terwijl er in de middendelen alle ruimte is voor lyriek. Het symfonische orgel van Bristol is geknipt voor deze zo orkestraal gedachte muziek. Het is overigens wel aardig om te vermelden dat er van deze orgelsonate ook een orkesttranscriptie bestaat. Het omgekeerde is het geval bij de tweede Sonate: dit is een door Ivor Atkins gemaakte transcriptie van de Severn Suite. Hammond doet me bijna vergeten dat de orkestversie normaal gesproken mijn voorkeur heeft.

Net als bij veel andere cd’s met orgelmuziek van Elgar is ook hier een aantal ‘encores’ opgenomen. Zodoende wordt de luisteraar getrakteerd op de zoveelste opname van Nimrod en de Imperial March. Zolang deze stukken worden uitgevoerd zoals hier heb ik daar echter helemaal geen moeite mee. In de Imperial March horen we de ondanks de beperkte bruikbaarheid indrukwekkende solo-Tuba. De transcripties van delen uit The Dream of Gerontius zijn minder bekend en ook om die reden een welkome aanvulling.

Improvisaties

Net als zijn landgenoot en leermeester David Briggs haalt Hammond zijn inspiratie vooral uit Frankrijk. De thema’s waarover Hammond in Bristol improviseert zeggen in dat verband eigenlijk al voldoende. In zijn toelichting in het boekje noemt Hammond vooral Pierre Cochereau als groot voorbeeld.

De geïmproviseerde orgelversetten over ‘Veni Emmanuel’ zijn beïnvloed door Cochereaus soortgelijke improvisatie over ‘Ave maris stella’. Hammond laat het orgel in al zijn facetten voorbijkomen, net als in de improvisatie over ‘Adeste fideles’. In de meditatie over ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ komt Cochereau wederom om de hoek kijken. De indrukwekkende muzikale zwanenzang van de Parijse meester ging over het hetzelfde lied (op cd te vinden onder de titel ‘Mission universelle’) en mede daarom kiest Hammond voor dit thema. Met een vierdelige symfonie over de paassequens ‘Victimae paschali laudes’ besluit Hammond deze cd waarop hij laat horen een improvisator van formaat te zijn.

Boekje en lay-out

Bij beide cd’s is de toelichting op de gespeelde muziek afkomstig van de organist zelf. Hammond doet dat op beknopte en informatieve wijze. Verder zijn de dispositie van het orgel en biografische gegevens van Hammond opgenomen. Over de lay-out en het fotowerk ben ik minder te spreken. Ik ben deze kritiek overigens vaker tegengekomen bij besprekingen van cd’s van dit label. Misschien wordt het toch eens tijd dat Priory hieraan wat serieuzer aandacht gaat besteden.

Ten slotte

Je kunt je afvragen of het handig is om zo kort voor de voltooiing van de restauratie van een orgel twee cd’s uit te brengen van datzelfde orgel in ongerestaureerde toestand (waarom hebben die opnamen trouwens zo lang op de plank gelegen?). Het klinkend resultaat geeft echter geen enkele reden om te twijfelen aan het bestaansrecht van deze twee cd’s. [JOOST VAN BEEK]

[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]

© 2010 www.orgelnieuws.nl