Is dit de standaard in de Engelse orgelbouw? [RECENSIE]

Text Example

advertentie



 

 

 

 

Sounds of Fotheringhay

 

Malcolm Archer plays the Vincent Woodstock organ at St Mary and All Saints Church, Fotheringhay

Lammas Records LAMM 191D € 20,50

Speelduur: 66:44

Booklet: 10 pagina’s, Engels

 

De Engelse orgelmaker Vincent Woodstock bouwde in 2000 een nieuw orgel voor de vijftiende-eeuwse kerk van St. Mary and All Saints in Fotheringhay, een dorpje in Northamptonshire, niet ver van Peterborough. Het is een bescheiden tweeklaviers instrument met slechts vijftien stemmen. De vormgeving is klassiek, de frontpijpen van gehamerd metaal versterken dat klassieke beeld. Op initiatief van de orgelmaker verscheen bij Lammas Records een cd als klinkend portret van dit instrument. Niemand minder dan Malcolm Archer werd ingehuurd om dit Opus 22 van Woodstock zo veelzijdig mogelijk te presenteren.

Het kan een lastige opgave zijn om een programma te moeten samenstellen voor een relatief klein orgel met een tamelijk universele dispositie, zeker als dat instrument staat opgesteld in een ruimte die weinig cadeau geeft. Archer, sinds 2004 als organist en Director of Music verbonden aan St. Paul’s Cathedral en daarvoor werkzaam in de kathedralen van Wells en Bristol, koos muziek uit de zestiende tot de achttiende eeuw: van Sweelinck tot Stanley. Zolang het gaat om muziek die het klankspectrum van zo’n orgel niet overstijgt, gaat dat prima. In de Sonatina van Christian Ritter, waarmee het programma opent, horen we een plenum zoals dat op Nederlandse orgels uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ook regelmatig te horen is: tamelijk ongepolijst, nogal strak in de wind, weinig specifiek van karakter. De Trumpet spreekt goed aan en heeft voldoende élan om een overtuigende solo te vertolken in de Voluntary van Stanley. In de Voluntary van John Travers fungeert de Trumpet opnieuw als solist. Onbegrijpelijk dat men niet eerst de ontstemde toon c2 even bijtikte: in een Voluntary in C heb je die toon voortdurend nodig!

Couperin op zo’n klein Brits orgel: dat is een waagstuk. De Fugue sur la Trompette klinkt klinkt hier wel idiomatisch, maar wordt opnieuw ontsierd door ontstemming in het tongwerk. De cornet décomposé die het Swell vormt, doet het als solo best acceptabel in de Tierce en taille; de begeleidende grondstemmen klinken echter te braaf om als Franse “jeux de fonds” te overtuigen. Braaf: zo klinkt ook de eerste variatie over “Unter der Linden grüne” van Sweelinck, geregistreerd met een kleurloze achtvoets fluit.

Verrassend goed klinkt de Ciacona in e van Buxtehude, een stuk dat bijzonder geschikt is om zo’n dorpsorgel te presenteren. In mezzoforte-klanken, maximaal 8’ en 4’ in prestanten en fluiten, voldoet het Woodstock-orgel het best. Archer speelt muzikaal, met een mooi aan de beperkte akoestiek aangepast toucher. Virtuoos is zijn vertolking van de Fuga (a la Gigue) BWV 577 van Bach.

In twee koraalvoorspelen van Buxtehude en in Bachs “O Mensch bewein dein Sünde gross” horen we hoe het orgel in liturgie gebruikt zou kunnen worden. De grote Es dur, waarmee de cd eindigt, vraagt om een meer monumentaal klankbeeld. Voor déze kerk en voor dìt orgel lijkt St. Anne –zoals de Engelsen BWV 552 noemen- een maatje te groot.

Het orgel in Fotheringhay lijkt niet te zijn bedoeld voor het begeleiden van de bekende Engelse koorcultuur, maar sluit eerder aan bij de continentale orgeltraditie, inclusief de klassieke vormgeving, de barok-georiënteerde dispositie en het bijbehorende klankbeeld. Is dit de standaard in de Engelse orgelbouw? Dan valt er nog veel te ontdekken en te ontwikkelen. Gemeten naar Nederlandse maatstaven is dit geen instrument met uitzonderlijke kwaliteiten. Wat wij op orgelgebied van de Britten kunnen leren, ligt op andere terreinen… [DICK SANDERMAN]

 

© 2006 orgelnieuws.nl