Bätz-orgel (1755) Benschop gerestaureerd

Op vrijdag 25 maart wordt het gerestaureerde en met een vrij pedaal uitgebreide Bätz-orgel van de Hervormde Kerk te Benschop weer in gebruik genomen. De restauratie is uitgevoerd door de orgelmaker J.C van Rossum te Andel. Het schilderwerk is in de oorspronkelijke luister hersteld door de restauratieschilder Gerard de Jongh te Waardenburg.

Text Example

advertentie




Het J.H.H. Bätz-orgel uit 1755 heeft de ruim 250 jaren van zijn bestaan materieel betrekkelijk ongeschonden doorstaan. Maar dat gold niet voor het klankbeeld, dat in 1912 en 1961 sterk gewijzigd is. Daarnaast had de eigenaar de dringende wens het orgel uit te breiden met een bescheiden vrij pedaal, qua factuur en klank in de stijl van J.H.H. Bätz.

Gelet op de bescheiden omvang van het orgel in relatie tot zijn taak als gemeentezang-begeleidingsinstrument was deze wens alleszins gerechtvaardigd. Daartoe diende de orgelgalerij uit 1961 vergroot te worden, uiteraard met volledig behoud van de nog uit 1755 daterende delen borstwering.

De nu voltooide restauratie omvatte dan ook, naast een zo volledig mogelijke rehabilitatie van de oorspronkelijke situatie, de uitbreiding met een vrij pedaal.

Bouwgeschiedenis & verdere lotgevallen tot heden

In 1754 schenkt Baron De Milan Visconti, eigenaar van een buitenverblijf in Benschop, een orgel aan de kerk. Het instrument wordt gebouwd door de Utrechtse orgelmaker Johann Heinrich Hartmann Bätz en in 1755 ingewijd. Het snijwerk en de ornamenten van orgel en borstwering worden vervaardigd door H. van Coten.

Het instrument staat tot 1956 opgesteld op een in de afsluitingswand tussen het koor en het schip opgenomen galerij. Het orgel wordt als het ware omkaderd door op de afsluitingswand geschilderde draperieën; de beide spaanbalgen staan achter het orgel, achter deze wand opgesteld.

Het front is karakteristiek voor J.H.H. Bätz en laat een schatplichtigheid aan de vormentaal van zijn leermeester Christian Müller zien: een geronde middentoren met de grootste frontpijpen (C-Fis), geflankeerd door twee gedeelde, licht concave tussenvelden met de dubbele prestantpijpen a-gis’ (eerste koor in de onderste tussenvelden, het dubbelkoor in de bovenste tussenvelden), daarnaast aan weerszijden twee spitstorens (met de frontpijpen G-gis), en tenslotte twee gedeelde, vlakke zijvelden (uitsluitend gevuld met loze frontpijpen). Het snijwerk toont al rococo-elementen.

In de bovengenoemde dispositieverzamelingen is de informatie over het Benschopse orgel zeer karig. In geen ervan wordt de dispositie vermeld. Hess-1774 meldt: Een Agt-voets werk met een Hand-Clavier, gemaakt door J.H.H. Baitz. In Hess-vervolg-ca.1815 wordt behalve de naam van de bouwer vermeld dat de Prestant 8′ in het front staat en het orgel 11 stemmen heeft (mogelijk is de in Bas en Discant gedeelde Trompet 8′ hier als twee afzonderlijke stemmen gerekend, want in werkelijkheid heeft het orgel altijd 10 stemmen gehad). Broekhuyzen meldt onder Benschop (B 22): Het orgel in de kerk der hervormde gemeente aldaar is een achtvoets werk, gemaakt in 1768 door J.H.H. Bätz, orgelmaker te Utrecht, in 1828 gerepareerd door Pieter Wannewitz, orgelmaker te Gouda. heeft 11 stemmen, een handclavier, aangehangen pedaal en … blaasbalgen.

Afgezien van het onjuiste aantal registers (waarschijnlijk simpelweg uit Hess-vervolg overgenomen) is ook het genoemde bouwjaar niet correct; Broekhuyzen verwart hier mogelijk Benschop met het inderdaad uit 1768 daterende Bätz-orgel in de Petruskerk te Woerden.

De orgelmaker B.J. Gabry te Gouda tekent in zijn exemplaar van Hess-ca.1815 op dat hij in 1912 het orgel heeft gerestaureerd en daarbij de frontpijpen en de Trompet 8′ heeft vernieuwd. In een kort verslag over deze restauratie en over de ingebruikneming op 14 april 1912 in het maandblad Het Orgel meldt de Utrechtse organist Willem Petri – die het orgel keurde en inspeelde – onder meer: Het regeerwerk is degelijk vernieuwd, ook aan de pijpen was veel te herstellen, terwijl een geheel nieuwe trompet werd aangebracht, daar de oude totaal onbruikbaar was geworden.

Petri schrijft voorts dat door de beperkte afmetingen van windlade en orgelkast de dispositie helaas niet veranderd kon worden, maar dat de klank, hoewel aan de scherpe kant, toch goed was geworden door het volle ronde geluid van de herstelde acht-voets registers. Gabry verhoogde tevens de stemtoonhoogte tot a=435 Hz, en hij vernieuwde het handklavier en de registeropschriften. Tenslotte werden orgelkast en balustrade herschilderd in een andere kleurstelling.

Restauratie 1961

In 1956 werd het orgel in verband met de kerkrestauratie gedemonteerd door de orgelmakers Gebr. van Vulpen uit Utrecht en opgeslagen op de pastoriezolder. Aldaar is het instrument vervolgens onderzocht door de Rijksorgeladviseur, Dr. H.L. Oussoren. Op basis van dit onderzoek werd in maart 1960 door Van Vulpen een offerte voor restauratie uitgebracht. De werkzaamheden zijn vervolgens in 1961 uitgevoerd (eindkeuring juni 1961).

De werkzaamheden uit 1961 omvatten:

  • Verplaatsing van orgel en borstwering naar een verder geheel nieuw orgelbalkon tegen de torenwand (met een toegang vanuit de toren).
  • Restauratie van de orgelkast en het snijwerk, vernieuwing handklavier, registerknoppen, en – opschriften, plaatsing van een nieuwe orgelbank. De orgelkast en de tribune werden in een nieuwe kleurstelling geschilderd (hoofdkleur gebroken wit met een zeer licht olijfgroen accent).
  • Vervanging van de aanwezige twee spaanbalgen door een ventilator en een verticale regulateurbalg in de kast. Voorzover mogelijk zijn de bestaande windkanalen hergebruikt. Nieuwe (pneumatische) tremulant aangebracht.
  • Vernieuwing van de register- en toetsmechanieken (balansklavier), met behoud van het nog originele manuaal-walsbord.
  • Restauratie van de windladen. Daarbij werden de pulpeten vervangen door loden ringen, de ventielen aan de achterzijde van stiften voorzien, en werden een dekplaat en een verend slepensysteem aangebracht.
  •  In tegenstelling tot de offerte werden de frontpijpen uit 1912 gehandhaafd; het dubbelkoor van de Prestant 8′ werd in ere hersteld. De Trompet 8′ werd vernieuwd, met een eigentijdse houten stevelblok-constructie, ronde houten koppen en metalen bekers waarvan de mensuren werden ontleend aan de Trompet 8′ (1768) van het Bätz-orgel in de Petruskerk te Woerden.
  • De bestaande toonhoogte (a = ca. 435 Hz), winddruk (73 mm) en gelijkzwevende stemming werden gehandhaafd. Waar nodig is het pijpwerk hersteld, waarbij incidenteel pijpjes moesten worden vernieuwd.
Spaanbalgen

De beide spaanbalgen werden door Van Vulpen ingenomen en in 1970 geplaatst bij het Hinsz-orgel (1785) van de Hervormde Kerk te Uithuizermeeden. Bij het onderzoek ten behoeve van de restauratie 2010-2011 is gebleken dat dit geen J.H.H. Bätz-spaanbalgen zijn; vermoedelijk heeft derhalve Wannewitz in 1828 de spaanbalgen van Bätz vervangen door nieuwe exemplaren.

Elektronisch

In de jaren 1990 werd het orgel uitgebreid met een elektronisch vrij pedaal dat een decennium later reeds defect raakte.

Onderzoek

In 2002 stelde Wim Diepenhorst in opdracht van de Commissie Orgelzaken voor de Protestantse Kerk in Nederland een onderzoek naar de technische staat van het orgel in. Een restauratie bleek op afzienbare termijn noodzakelijk te zijn, waarbij tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt zou kunnen worden om de sedert 1961 sterk gegroeide theoretische en praktische kennis van historische orgelbouwwijzen toe te passen – na gedetailleerd onderzoek van het gehele orgel – en het instrument weer zijn barokke kleurstelling, constructies en klankglans terug te geven. Vanaf 2007 werden de voorbereidingen daartoe door de plaatselijke orgelcommissie energiek ter hand genomen.

Restauratie 2010-2011

De in 2010/11 uitgevoerde restauratie omvatte algeheel herstel van de originele orgeldelen, vervanging in Bätz-stijl van de niet bij het Bätz-concept aansluitende delen en de toevoeging van een bescheiden vrij pedaal, in een aparte kast achter het orgel, zonder met de historische delen te interferen.

Het orgel kreeg weer een windvoorziening met twee spaanbalgen, gemaakt naar het voorbeeld van de originele Bätz-exemplaren (1750) in de Hervormde kerk te Geertruidenberg.

De nog originele delen van windladen en de mechanieken werden hersteld en in Bätz-stijl gecompleteerd. Voor de nieuwe manuaal- en pedaalregisters stonden de betreffende registers in het Rugpositief en het Pedaal van het bovengenoemde Bätz-orgel te Woerden model. Dispositie en pijpmaten van het Rugpositief van dit orgel tonen grote overeenkomsten met die in Benschop.

Pedaalklavier en orgelbank zijn gemaakt naar het voorbeeld van die in het G.T. Bätz-orgel (1779) te Heukelum. Op verzoek van de plaatselijke orgelcommissie is een transpositie-inrichting vervaardigd om behalve op de ‘nieuwe’ stemtoonhoogte (a=415 Hz; de barokke kamertoon) ook met moderne instrumenten op a=440Hz te kunnen samenspelen. Daarom is noodzakelijkerwijs wel de gelijkzwevende stemming gehandhaafd.

Ingebruikname

Op vrijdag 25 maart wordt het orgel officieel in gebruik genomen. Het orgel zal bij die gelegenheid worden bespeeld door Willem van Beek en Peter van Dijk. Hans van Rossum zal een toelichting bij de restauratie geven. De ingebruikname begint om 20.00 en is gratis toegankelijk.


Dispositie

Manuaal C-c3
Prestant 8 Voet – 2011
Roerfluit 8 Voet – 1755
Octaaf 4 Voet – 1755
Gemshoorn 4 Voet – 1755
Quint 3 Voet – 1755
Octaaf 2 Voet – 1755
Flageolet 1 Voet – 1755
Mixtuur – 4, 5, 6 sterk; 1755
Cornet – 4 sterk, discant; 1755
Trompet Bass 8 Voet – 2011
Trompet Disc. 8 Voet – 2011

Pedaal C-c1
Bordon 16 Voet – 2011, geheel metaal
Fagot 16 Voet – 2011

Werktuiglijk register
Trembland – opliggend, 2011

Het Pedaal is aangehangen aan het Manuaal.

Deling bas/discant: h/c’.

Aan de restauratie werkten mee
  • Orgelrestauratie: J.C. (Hans) van Rossum en medewerkers, Andel
  • Restauratieschilder: Gerard de Jongh, Waardenburg
  • Adviseur: Peter van Dijk, Utrecht
  • Supervisie: Drs. Wim Diepenhorst namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort

Zie ook

www.batzorgelbenschop.nl

Literatuur en bronnen

J.G.M. Boon, De kerk van de Hervormde Gemeente te Benschop. [Benschop] 1960.

Het Orgel 9e jaargang, nr. 9, juni 1912. Een bericht van Willem Petri over de restauratie van het orgel door Gabry.

Gert Oost, De orgelmakers Bätz (1739-1849). Alphen aan den Rijn 1975.

Dr. Hans van Nieuwkoop (eindred.), Het Historische Orgel in Nederland 1726-1769. NIVO 1997, 228-229.

Drs. W.J.C. Diepenhorst, Rapport betreffende het Bätz-orgel in de Hervormde Kerk te Benschop. Typoscript, [Utrecht] 2002.

Peter van Dijk, Plan voor restauratie en uitbreiding van het J.H.H. Bätz-orgel uit 1755 in de Hervormde Kerk te Benschop.Typoscript, Utrecht 2008.

Voorts zijn geraadpleegd de Dispositiën van Joachim Hess (1774), een exemplaar van het-vervolg daarop uit ca. 1815 met aantekeningen van de orgelmaker Gabry, de Orgelbeschrijvingen van George Hendricus Broekhuyzen senior (ca. 1850-1862) geraadpleegd, alsmede het archief van de Orgelmakers Gebr. van Vulpen (Utrecht).

© 2011 www.orgelnieuws.nl

© 2011 fotografie www.gerardvanbetlehem.nl