COLUMN RE: gister [ 39 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 39 – Uitvaart.

Text Example

advertentie



 

‘U weet de weg.’ Was het een vraag? Of een constatering? Of hield de vrouw die de woorden uitsprak het voor de zekerheid in het midden?

 

Stel je voor dat je de kerk binnenkomt waar je als organist bent benoemd. En stel je dan voor dat je niemand kent. Dat er zonder dat je het wist een ander kerkgenootschap in het gebouw zijn intrek heeft genomen. Je ziet geen bekende gezichten, je hoort geen bekende stemmen.

 

Afgelopen donderdag heb ik dat meegemaakt. Er een uitvaart en daarvoor had de familie kerkgebouw De Kandelaar gehuurd, inclusief organist. Of ik dus wilde komen spelen. Dat kon, want ik was vrij.

 

Alles was anders. Allebei de kerkdeuren stonden open (dat gebeurt anders nooit) en aan beide kanten stonden drie mannen in het zwart. Het was het welkomstcomité van de begrafenisondernemer. Niets mis mee, maar het was – hoe zal ik het zeggen – anders.

 

Voorbij die zes zwarte mannen, drukte een vrouw in het zwart mij een liturgieboekje in m’n hand en wees me op de mogelijkheid schriftelijk te condoleren. Kennelijk hoorde ze bij de begrafenisonderneming. Haar wijsvinger ging in de richting van twee opengeslagen ringbanden op een statafel. ‘Ik ken hier niemand, ik kom alleen maar orgelspelen’, zei ik. Ze overhandigde me het boekje en zei: ‘U weet de weg.’

 

Achteraf hebben we het er nog even over gehad, die begrafenismevrouw en ik.

 

En we hebben erom gelachen. Voor mensen van een begrafenisonderneming is ook alles elke keer nieuw, moet je maar denken.

 

Ik voelde me te gast in m’n eigen kerk. En het gebouw leek daardoor ook anders, onbekend. Dat is niet erg, hoor. Ik vond het juist een leuke manier om alles te relativeren.

 

Ruim een kwartier voor aanvang van de samenkomst kwam ik de kerk zelf binnen. Zeg maar de kerkzaal – al heb ik een hekel aan dat woord kerkzaal, omdat het niets sacraals uitdrukt. Er zaten al heel wat mensen. Mijn ogen flitsten langs de rijen. Geen bekenden. Ja toch. Drie, vier misschien.

 

Eerst maar even naar het orgel. De motor aanzetten, de muziek klaarzetten. Voor de dienst, bij het binnendragen van de kist Bach. Jesu joy of men’s desiring.

 

Raar toch.

 

Hoe komt het dat dat stuk altijd in het Engels wordt aangeduid? Bach is toch nooit in Engeland geweest? Wohl mir dass ich Jesum habe. Dat klinkt toch veel mooier? Het is een geliefd stuk bij begrafenissen. Net als Bist du bei mir, hoewel dat stuk niets met begrafenissen te maken heeft.

 

Tijdens het zingen was ook alles anders. Er zaten 149 mensen in de kerk, maar bijna niemand zong mee. Al niet bij Psalm 68. ‘Geloofd zij God met diep ontzag’. Overbekend toch. Psalm 73 en ‘Wat de toekomst brengen moge’, ik moet ze begeleiden met een duidelijke uitkomende stem.

 

We hebben een nieuwe geluidsinstallatie in de kerk en kennelijk is die niet goed afgesteld. Als de dominee meezingt, hoort zijn microfoon zichzelf uit te schakelen. Dat gebeurt niet. In plaats daarvan schalt zijn stem luid uit de nieuwe boxen. Hij zingt consequent een stukje achter mij aan. Lastig, lastig.

 

Mijn ervaring is, dat bij begrafenisdiensten in het algemeen juist erg goed wordt gezongen. Mensen zitten vol emoties en het is fijn om daar zingend stem aan te geven. Voor mij is dat de reden om tijdens zulke diensten niet al te zacht en te somber te spelen.

 

Vroeger was er in Amersfoort een roemruchte begrafenisondernemer. Brandsen heette hij, klein van stuk, geheel kaal hoofd. Hij werkte door tot een begrafenis in samenspraak met de familie tot in de puntjes was geregeld. Als dat was gebeurd, ongeacht het tijdstip, regelde hij de organist. Hij heeft me meermalen ’s nachts uit bed gebeld. Verstijfd van schrik strompelde ik dan vanuit mijn bed naar de huiskamer waar de telefoon stond. Daar aangekomen moest ik nadenken over mijn eigen naam. Maar voordat ik dat weer wist, barstte hij al los. ‘Dag meneer Sneep, ’t is met Brandsen. Ik heb er donderdag één. Schikt dat?’

 

Het schikte vaak, want in die tijd werkte ik vaak van halverwege de middag tot laat in de avond. Ik hoefde er niet eens vrij voor te vragen.

 

Zo speelde ik vele begrafenisdiensten van overledenen die ik nooit had gekend, maar naar wie ik vaak wel nieuwsgierig werd door de verhalen die er tijdens de dienst over hen werden verteld. Brandsen hield ervan dat ik niet zachtjes en somber speelde. ‘Jouw psalm 43 is prachtig’, zei hij toen ik een keer flink had uitgepakt bij ‘Dan ga ik op tot Gods altaren’. Een psalm trouwens die volgens mij niet over de dood en het begin van het eeuwige leven van doen heeft.

 

Brandsen is met pensioen gegaan en heeft zijn bedrijf overgedaan aan een andere uitvaartondernemer. Sindsdien speel ik niet zoveel uitvaarten meer. Dat is niet erg. Alles heeft zijn tijd.

 

De opmerkelijkste uitvaart maakte ik mee in Groot-Brittannië. Met het reisgezelschap ‘The Beauty of the British Organ’ (ook wel kortweg ‘beautyclub’ genoemd) bezochten we in 1998 St. Osmund’s Church in Parkstone / Poole, een voorstad van Bournemouth. Eigenlijk was het nog geen uitvaart, die zou later die dag plaatsvinden. We kwamen de kerk binnen en voor in de kerk stond een doodskist. De plaatselijke organist, een zeer oude man, heette ons welkom. Hij liep moeilijk, praatte met dubbele tong en rond zijn gulp zaten dubieuze kringen. ‘De vrouw die in de kist ligt, was een trouw lid van deze kerk. Ze was doof. Dus u hoeft straks niet hard te spelen, want nu ze is overleden, hoort ze alles weer.’

 

Daarna speelde hij iets van Guilmant op het Compton orgel in de kerk, een geniaal unit-instrument (vijftien stamregisters waaruit tachtig registers zijn getrokken). Nou ja, Guilmant. Dat hij een poging tot Guilmant deed is een eufemisme.

 

De dode vrouw hoorde alles.

 

 


Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (2) en Manuel (1).