Utrecht Orgelland / Nederland Orgelland!

Text Example

advertentie



Ik zeg daarmee nadrukkelijk niet dat vrijzinnigheid uitsluitend een positieve factor voor de ontwikkeling van de orgelkunst is, dat begrijpt u hopelijk.

Tussen het laat-gotische Nicolaiorgel van vroeger en het ‘Neo-barokke’ Nicolaiorgel van nu, bevinden zich in de provincie Utrecht vele historische orgels die tot de top van de Nederlandse orgelbouwgeschiedenis behoren en waaraan in de loop van de eeuwen excellente musici verbonden zijn geweest.

Ik noemde reeds de Sint Catharinakathedraal met het Maarschalkerweerdorgel: na Hendrik Andriessen was daaraan, vele jaren lang, Herman Strategier als vaste organist verbonden.

En in de 18de eeuw was de (piepjonge) Pieter Hellendaal – die met Willem de Fesch en graaf Unico Wilhelm van Wassenaer-Obdam de top van de Nederlandse barokmuziek voor o.a. orkest belichaamt – enige jaren organist van de Utrechtse Nicolaikerk.

En uit Amersfoort kennen we Joannes Tollius, tijdgenoot van Jan Pieterszoon Sweelinck, die tot de Reformatorische omwenteling aldaar zangmeester was van de Sint Joriskerk. Zijn madrigalen en motetten behoren tot de hoogtepunt van de (noord-) Nederlandse ensemblemuziek van de late-renaissance.

In dat prachtige kerkgebouw bevindt zich sinds 1845 een van beste en meest inspirerende voorbeelden van de vroeg-romantische orgelbouw in Nederland, het grote drieklaviers Naber-orgel. De bekende organist Herman van Vliet is er al geruime tijd de vaste bespeler van.

Ik wijs op Johann Jacob Froberger; de, zoals een oude Utrechts notariële acte vermeldt, organist van ‘Keijserlijke Majesteit’. Hij bezocht Utrecht in 1650.

Dit Utrechtse oponthoud van Froberger – de musicus is leerling geweest van de beroemde Girolamo Frescobaldi in Rome – vond plaats tijdens een studiereis die hem o.a. naar Dresden, Brussel, Londen, Parijs en Regensburg voerde. Johann Jacob Froberger’s klaviermuziek was in het 17de eeuwse Nederland zeker niet onbekend. In enkele handgeschreven muziekboeken uit die tijd – die in de Utrechtse universiteitsbibliotheek worden bewaard – komen klavierstukken van deze meester voor.

Heeft Froberger tijdens zijn verblijf hier in Utrecht – dat moet ergens de maand mei 1650 zijn geweest – het toenmalige orgel van Domkerk bespeeld? Dit valt niet uit te sluiten.

Het Peter de Swartorgel uit 1571 gold als een van beste instrumenten van de Nederlanden. De toenmalige Domorganist zal de roemruchte organist uit Wenen gaarne toegang hebben verschaft tot ‘zijn’ instrument.

Niet alleen de muzikale kwaliteit maar ook de fysieke kwaliteit van dat renaissanceorgel van de Dom was wel zo goed, dat toen de Utrechtse orgelbouwers Johan en Jonathan Bätz in 1825 de opdracht kreeg om een nieuw Domorgel te bouwen, zij grote delen van dat 16de eeuwse pijpwerk in hun nieuwe orgel opnam. De Bätz-en pasten zelf het ontwerp van hun eigen orgelpijpen aan dit voortreffelijke materiaal aan.

Was dit alleen een kwaliteitskwestie? Nee, natuurlijk niet. Ook een bepaalde mate van zuinigheid speelde hierbij een rol.