COLUMN RE: gister [ 17 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan ook het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 17 – Ome Leen.

Text Example

advertentie



 

Het waren mooie tijden in Rotterdam-Delfshaven, waar mijn organistenloopbaan in 1980 begon. Het plezier ving al aan voor het begin van de dienst en had niets ogenschijnlijk met muziek te maken, maar alles met Ome Leen.

 

Het Delfshavense kerkgebouw uit 1961 had van architect C. Hoekveen de vorm van een basiliek gekregen. De lage zijbeuken werden gangpaden, die doorliepen tot op het podium en eindigden allebei met een grijze deur die uitkwam in een kleine ruimte achter de preekstoel. Het grote Verschueren-orgel had Hoekveen in de hoge middenbeuk een plaats gegeven boven de grote en vrij hoog uitgevallen preekstoel. Aan beide kanten van de preekstoel ontwierp de architect een paarse deur, waardoor op zondag om half tien en half vijf de kerkenraad tevoorschijn kwam. Aan de linkerkant verschenen de ouderlingen, aan de rechterkant de diakenen. Zie je het niet voor je? Kijk dan even hier: http://www.orgelsite.nl/kerken35/rotterdam2.htm. De deuren hebben niet meer hun originele kleur.

 

Hoofdorganist Wim Roos speelde alle diensten, behalve als hij niet kon. Dan speelde de reserve: de jongeheer Sneep. Wim Roos kwam en ging meestal achterom. Als ik er speelde, nam ik de hoofdingang en liep ik door de rechterzijbeuk naar voren. Eenmaal door de grijze deur, kwam je in een soort portaal met nog veel meer deuren: recht voor je de deur naar buiten die Wim Roos altijd gebruikte en als je linksaf sloeg aan je rechterhand drie deuren naast elkaar. De eerste was van de wc, de tweede naar de stookkelder en achter de derde deur bevond zich de trap naar het orgel. Hoewel ik moest spelen, liep ik alle drie de deuren voorbij. Ik ging rechtdoor de consistorie in. Dat moest, want voor kerktijd werden via de kerktelefoon het liturgiebriefje voorgelezen voor de luisteraars thuis. Pas als dat was gebeurd, mocht je gaan spelen. Ging je eerder spelen, dan konden de mensen thuis de stem van de omroeper niet verstaan. Om te weten of er al was omgeroepen, moest je dus wel de consistorie in.

 

Dat omroepen gebeurde meestal door dezelfde diaken. Een markante man. Hij was de ongetrouwde oom van een van mijn vrienden en op grond daarvan noemden de jongeren van de kerk hem altijd Ome Leen. Hij noemde zichzelf trouwens ook zo. Voor aanvang van de dienst nam hij alle vrijheid om het liturgiebriefje op geheel eigen en geheel Rotterdamse manier voor te dragen door de microfoon die in de hoek van de consistoriekamer stond.

 

‘Goeiemorrege broedertjes en zustertjes, hier is weer Ome Leen. De dominee hep weer een paar mooie psallemen en gezangen uitgekozen. Hier komen ze.’ Op z’n dooie gemak las hij twee keer het lijstje voor, zodat de broedertjes en zustertjes thuis rustig konden meeschrijven. De eerste keer dat ik dat meemaakte was ik verbaasd over de hilarische zinnen waarmee hij zijn omroepbericht afsloot. ‘De dominee is er nog niet. We hopen dat hij de kerk kan vinden. Wel is hier net Peter Sneep binnengekomen. Hij schijnt op het orgel te gaan spelen, dus doet de oordoppies maar vast in. Fijne aandacht.’

 

Gedecideerd zette hij vervolgens de microfoon uit, gaf mij het briefje – dat was zo de gewoonte, want Wim Roos bereidde zich nooit voor en kreeg het zinglijstje dus pas in de consistorie – en zette de bandrecorder aan. E-mail en internet bestonden nog niet dus ook geen ‘kerkdienst gemist’. Mensen die niet naar de kerk konden komen, kregen een paar dagen laten een cassettebandje met daarop de hele kerkdienst thuisbezorgd.

 

Na de korte cabaretvoorstelling van ome Leen ging ik altijd vrolijk en lichtvoetig de trap op naar het orgel. Spelen ging vanzelf. Ook de gewone kerkgangers konden zien dat het er in de consistorie vrolijk aan toe ging, want de kerkenraadsleden kwamen nog wel eens door de paarse deuren met een brede lach op hun gezicht. Had Ome Leen weer iets leuks gezegd.

 

In Amersfoort spreek ik de kerkenraadsleden bijna nooit voor het begin van de dienst. Dat is best raar eigenlijk. De inbreng van een organist in een dienst is aanzienlijk, maar regelmatig contact met je opdrachtgever is er nauwelijks. Er wordt voor zover ik weet ook niet meer omgeroepen en de route naar het orgel komt niet onvermijdelijk langs de consistorie.

 

Gistermiddag speelde ik in De Schaapskooi. Voorganger Joost Smit had dezelfde preek waarbij ik een paar weken geleden ook al in De Kandelaar had gespeeld. Hij liet nu gelukkig deels andere liederen zingen dan in De Kandelaar. De dienst begon met oude Liedboek 434 (ofwel nieuw Liedboek 868 – een twee keer zo hoog nummer: Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere). Ook gezang 181d stond op het lijstje, een Onzevader op melodie van Dirk Zwart. De Schaapskooiers hadden dat jaren niet meer gezongen – ze gebruiken al weer een hele tijd een ander Onzevader – maar na een paar maten voelde ik een Aha-erlebnis door de kerk gaan.

 

Ik speel niet meer zo vaak in de Schaapskooi en daardoor is het altijd een extra blij weerzien met de mensen daar. Gistermiddag voor de dienst had ik meteen al een paar goede gesprekken. En na de dienst hadden drie mensen dezelfde vraag: ‘wat voor registratie gebruikte je bij het voorspel van gezang 342?’ Hoe leuk is dat? Ik had als uitkomende stem de Prestant 8’ een octaaf hoger bij het voorspel. Het had in de kerk erg mooi geklonken. Leuk credolied overigens met een spannende melodie. Ik kreeg nog een vraag, waarom ik bij 434 lange noten had gespeeld aan het einde van de regels. Antwoord: omdat ik me aan de notatie van 868 uit het nieuwe liedboek hield.

 

Eigenlijk had ik een andere vraag verwacht. Maar niemand vroeg me waarom ik na de dienst ‘Beveel gerust uw wegen’ speelde. Dat was voor Ome Leen, ook al heb ik geen idee of hij dat een mooi lied zou hebben gevonden. Ja het staat er goed: zou hebben gevonden. Want afgelopen week is hij overleden, 77 jaar oud. In de tijd dat hij in de Delfshavense consistorie grappen maakte, was hij dus jonger dan ik nu ben. Raar idee.

 

Ik denk nog heel vaak aan hem en aan die consistorie in Rotterdam. En ik vertel nog vaak wat daar gebeurde: ‘Goeiemorregen, broedertjes en zustertjes.’ Er wordt wel eens gemopperd op de kilheid van het gereformeerde leven in de jaren tachtig. Ik heb er nooit wat van gemerkt.

 


Peter Sneep (•1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Peter Sneep is journalist. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (2) en Manuel (0).

3 Comments

  1. What a great story! Every congregation has its unique characters!

  2. Dit verhaal doet me goed. Ik was één van de bewonderaars van Wim Roos én Peter Sneep. Zelf heb ik mijn eerste schreden op het begeleiden van de kerkdiensten in Delfshaven gezet. Mijn vader was ook één van de vervangers van Wim Roos. Zo ben ik er tussen gekropen. Lekker veilig achter de grote wand achter de speeltafel. Ome Leen heeft de laatste jaren ook onder mijn gehoor gezeten (Rotterdam-Oost). Altijd een kort grapje tegen diverse mensen maakte hij. Een plaats van een markante man is nu leeg.

  3. Ik moet zeggen dat ik elke maandag bijna zit te wachten op deze column. Heerlijke verhalen.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.