RECENSIE Pachelbel Organ Works Vol. 2 – Matthew Owens

matthew owens pachelbel

Pachelbel, welke organist is er niet mee groot geworden? De partita’s waren goed voor je vingertechniek, dus vrijwel iedere leermeester schotelde dat voor. Eerst uit de goede Oude Meesters van Schuitema en als je goed je best deed dan mocht je een hele partitabundel aanschaffen. Voor het serieuzere werk volgden dan de preludes en ciaconna’s. Matthew Owens waagt zich nu aan een integrale. 

Text Example

advertentie



Of is het toch meer dan studieliteratuur? Gek genoeg lijkt het in de praktijk nog steeds meer om oefenmateriaal dan concertante muziek te gaan. Toen in 2006 in Utrecht op één dag Pachelbel integraal werd gespeeld verzuchtte de Orgelnieuws-verslaggever dat het toch wel een hele zit was. Op cd is er weliswaar een en ander verschenen, maar een overvloed aan opnamen is er zeker niet. Owens is op het label Delphian in 2007 al eens gestart met een integrale, maar moest deze na volume 2 afbreken. Hopelijk haalt hij dit keer wel de finish!

Matthew Owens, tot augustus 2022 Director of Music van Belfast Cathedral, is een veelzijdig musicus. Naast kerkmuziek dirigeert hij ook regelmatig in de grote concertzalen en promoot hij graag hedendaagse Britse muziek. Hij studeerde onder anderen bij Jacques van Oortmerssen die hem ongetwijfeld de liefde voor barok heeft leren doorontwikkelen. 

Voor deze opnamen toog Owens overigens niet naar een kerk, maar zocht hij een huisorgel op. Bernard Aubertin bouwde dit uit de kluiten gewassen instrument (30/III) in 2015 voor een particulier in Fairwarp, East Sussex, Engeland. Wie een foto van het orgel ziet heeft niet het idee dat het in een huiskamer staat. Het orgel oogt fors, circa zeven meter hoog schat ik in, en ik ken niet veel huiskamers die ook nog enige galm hebben. Dat het desondanks een huisorgel is blijkt onder meer uit de Buzène 16 van het Pédale, die meer het karakter van een dunne Fagot heeft. Ondanks de Franse registerbenamingen klinkt het meer Noord/Midden-Duits. Het Aubertin-orgel is een meesterwerk waar terecht al meerdere opnames zijn gemaakt.

Het voordeel van de doorgaans kleinere kleine werken van Pachelbel is dat ze zich er uitstekend voor lenen om een orgel in alle toonaarden te laten klinken. Dat gebeurt hier dan ook. Het hele registerpalet komt in diverse combinaties en solo voorbij. Alleen de Unda Maris wordt overgeslagen, maar die kwam dan ook pas een eeuw later in zwang.

Owens kiest er op deze cd gelukkig voor om het werk van de Zuid-Duitse orgelmeester zo gevarieerd mogelijk naar voren te komen: enkele vrije werken, koraalvoorspelen en uiteraard een koraalpartita. Let vooral eens op de koraalvoorspelen. Die zijn toch wat ondergesneeuwd in vergelijking met tijdgenoten, maar tonen een vakmanschap dat niet onderdoet voor de koralen van bijvoorbeeld Walther. Ze worden ook nog eens mooi gespeeld en geregistreerd, waarbij vooral opvalt dat Owens de tijd neemt. Zijn tempi zorgen voor een heel fraai vocaal karakter.

Wie Pachelbel zegt, zegt ook Magnificatfugen. Maar liefst 95 liet hij er na. Op deze cd klinken de eerste 23 op de primi toni. Stuk voor stuk zijn het hele mooie miniatuurtjes, door Ownes met veel verve gespeeld en met gevoel voor kleur geregistreerd. Het wellicht wat veel van het goede om ze alle 23 achter elkaar te beluisteren, maar daar waren ze uiteraard in oorsprong ook niet voor bedoeld. Pachelbel schreef ze voor de wekelijkse Lutherse liturgie, met het Magnificat als onmisbaar onderdeel waarvoor ze dienden als een preludium op de te zingen lofzang. Vandaar dat hij ook alle psalmtonen heeft voorzien van een serie fuga’s. Musicologen gaan dan graag op zoek naar de relatie tussen de melodie en de orgelbewerking. Ongetwijfeld zitten er elementen in verwerkt, maar in de kern zijn het bij Pachelbel vrije thema’s die vooral bedoeld waren om de toonsoort te duiden.

Wie deze opname vergelijkt met Owens‘ eerdere Pachelbel-opnamen zal geen wereld van verschil merken, maar wel een verdere rijping en verfijning proeven. Owens is niet de man van uitgesproken interpretaties, meer van grote zorgvuldigheid en fraaie lijnen. Daarbij maakt hij veel werk van zijn registraties. De laatste fuga wordt, hoe kan het ook anders, met (bijna) vol orgel ingezet. De lofzang moet voluit eindigen. Hier klinkt toch wat weinig chemie tussen het werk en het huisorgelkarakter van het Aubertin-orgel en doet daarmee een beetje afbreuk aan alle fraaie registraties die daarvoor voorbij kwamen.

Pachelbel vooral studieliteratuur? Die verzuchting is begrijpelijk: al deze muziek achter elkaar beluisteren vraagt wel wat uithoudingsvermogen. Toch is het is zeker meer dan dat. Met een gevarieerde programmering kan dan deze Pachelbel-integrale wel een boeiende serie worden, zeker als Owens ons weer verrast met een onbekend fraai orgel!

Johann Pachelbel (1653-1706) Organ Works – Volume 2

Toccata in D major, P460; Fugue in D major, P153; Chorale Partita ‘Christus, der ist mein Leben’, P376; Der Herr ist mein getreuer Hirt, P81; Nun laßt uns God dem Herren, P388 18. Allein zu dir, Herr Jesu Christ, P13 and P14; Christ, unser Herr, zum Jordan kam, P61; Magnificat Fugues Primi Toni

Matthew Owens, Aubertin-orgel, particulier bezit, Fairwarp, East Sussex (VK) 

Resonus Classics – RES10303, TT 76’20, opname 11/2021, booklet 16p (EN), prijs € 17,99 | resonusclassics.com