‘Dat waren nog eens tijden’ [ 18 ]

begraafplaats

In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze aflevering van de column: ‘Op de begraafplaats’.

Text Example

advertentie



Het was de organist Henk Klop – zo las ik ooit op één van zijn platenhoezen – die graag, voor rust en inspiratie, begraafplaatsen opzocht. Schrijver dezes behoort niet tot het type mens dat regelmatig op een kerkhof rondwandelt, al zijn er uitzonderingen.

henk klop clotilde
Platenhoes: Henk Klop zocht rust en inspiratie op begraafplaatsen

Heel soms bezoek je een beroemde begraafplaats om het graf van een grootheid te bekijken. Ooit was dit het graf van Notre-Dame-organist Pierre Cochereau. Menend dat zo’n geliefd en bekend muzikant wel op ‘Père Lachaise’ moest liggen, togen we met wat orgelvrienden die kant op. Het was aan het einde van de middag. Wetend dat sluitingstijd naderde, renden wij – dit moet wel een tikkeltje oneerbiedig zijn overgekomen – over de beroemdste begraafplaats van Parijs.

De graven van onder anderen Chopin en Pierné werden gepasseerd, maar geen Cochereau. Na enkele ogenblikken stuitten wij op een nors uitziende opzichter die ons, luid met een bel zwaaiend, van het af te sluiten kerkhof wegstuurde.

Wij – ook niet lui – keerden niet lang daarna terug en hervatten de zoektocht. Nu liggen er op Père Lachaise nogal wat mensen begraven, dus besloten wij naar het erbij gelegen kantoor te gaan, om aldaar naar de plek te vragen waar de organist zou moeten liggen. Met weinig enthousiasme werden we door het, zo’n beetje ingedutte, personeel ontvangen. Koortsachtig werden kaartenbakken doorzocht. Men wist zeker dat hij er zou liggen.

De organist van de Notre-Dame kende men goed…zei men.

Op een kaartje werd uiteindelijk dát deel van het kerkhof aangewezen waar Cochereau zou moeten liggen. Ook daar liepen we bijna een uur rond.

Dat Pierre Cochereau in Parijs op ‘Cimetière Belleville’ gelegen is, ontdekten we pas een jaar later.

Helaas kunnen we niet om begraafplaatsen heen. Als organist mag je bij rouwdiensten soms een muzikale bijdrage leveren én zo nu en dan moeten we er afscheid nemen van geliefden en bekenden. Mijn vader ligt in mijn woonplaats dicht aan het hoofdpad, dus bij iedere plechtigheid aldaar passeer ik zijn graf. Naast hem ligt zijn neef, die in diezelfde periode overleed. Vrijwel precies tien jaar na Pierre Cochereau.

Op de grafsteen van oom Thijs zijn enkele orgelpijpjes aangebracht, want de man was een groot orgelliefhebber.

Daar kwam ik pas laat achter. In mijn vroege jeugd gingen we er wel eens op visite en zag ik dat grote orgel in de kamer staan, maar ik meende dat zoonlief daarop speelde en mijn interesse voor het orgel was nog lang niet genoeg aangewakkerd om ernaar te informeren.
Oom Thijs kreeg – hij was nog niet eens zo oud – een beroerte en werd een invalide man die zich in een rolstoel voortbewoog en die nog slecht verstaanbaar was.

Op een dag liet zijn vrouw weten: ‘Kom een keer langs, Bert. Hij vindt het zo leuk om over orgels te praten en dan heeft hij aan jou een goede.’
Op een mooie dag zaten we met zijn drieën op het ruime balkon van hun appartement. Communiceren verliep moeizaam en zijn vrouw moest dikwijls als ‘tolk’ optreden om zijn woorden goed te kunnen begrijpen.
Je zag de man glunderen bij de wederzijdse verhalen die we met elkaar deelden. Prachtig om te zien!

Zo vertelde hij dat ze jaren in Nijverdal hadden gewoond en dat hij daar (mede)organisator was van de orgelconcerten. Op een dag was Albert de Klerk uitgenodigd. De Klerk moest uit Haarlem komen en zag een terugreis na het avondconcert in Nijverdal niet zitten. Oom Thijs nodigde De Klerk daarom uit een nachtje te komen logeren, zodat deze op zijn gemak de volgende dag weer naar Noord-Holland kon afreizen. Albert de Klerk nam deze uitnodiging van harte aan en overnachtte in Nijverdal.

Nog voor zijn vertrek, de volgende dag, vroeg oom Thijs of De Klerk misschien nog iets wilde spelen op het elektronische orgel in de woonkamer. De Klerk vond het een goed idee en vroeg om pen en papier. Na enig gepuzzel had hij de naam van oom Thijs in notenschrift omgezet en improviseerde daarover op indrukwekkende wijze.

Dit kleine privé-concert veroorzaakte bij de neef van mijn vader, na al die jaren, opnieuw de tranen in de ogen. Hij overleed vrij snel na het bezoek dat ik hem bracht.

Iedere keer als ik het graf van oom Thijs en mijn vader passeer, zie ik Albert de Klerk voor me, met zijn karakteristieke gelaatsuitdrukking, spelend op een elektronisch orgel bij een liefhebber thuis.
Soms hoor ik dan – de ogen gesloten – van de hierboven genoemde orgelelpee de klanken van een korte en mystieke improvisatie die Henk Klop speelt in de Sainte-Clotilde van Parijs.

 

 


Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.

1 Comment

  1. Bert, die improvisatie was inderdaad onvergetelijk met prachtige strijkers.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.