Gedeeltelijk kan ik mij wel vinden in onze “Haarlemse luisteraar” (scherp 1). Ik was ook een van de aanwezigen. Vrijwel de algehele kenners- en liefhebberspopulatie was verre van enthousiast; tot de jury toe. “Not outstanding”, aldus Ewald Kooiman. Het komt nu eenmaal voor dat het ene concours boeiender kan uitpakken dan het andere.
Toch deel ik die malaise niet op alle punten. De derde kandidaat was wel het minst: op clichématige en quasi-vlotklinkende akkoordjes zaten we niet te wachten. Ook de gewild-virtuoze orages van de tweede kandidaat waren doorzichtig als glas en weinig overtuigend. De eerste speler echter vertoonde weliswaar ook zwakke momenten (te lange en saaie registraties en soms een saaie motoriek), maar in het geheel wist hij toch subtiele sferen en met een gezonde bescheidenheid zijn ‘waren’ te presenteren. Vaak erg boeiend dus.
Chiel Jan van Hofwegen evoceerde op suggestieve wijze brillance en een groot gevoel voor klankkleuren, op een gespierde manier in toom gehouden, met een goede beheersing van de diverse klankelementen. Er werd in het algemeen toch meer aan vorm en overzichtelijkheid gedacht; iets waaraan het zelfs in vorige Haarlem- concoursen soms aan ontbrak. In de Haarlemse geschiedenis werd overigens een keer geen prijs uitgereikt: dat was bij mijn weten in 1973. Henk Badings componeerde toen de thema’s.
Kees Weggelaar, Amsterdam